33479 |
witte aalbes |
witte aalberen:
verzamelfiche, ook mat. van ZND01, u en ZND02, 4
wetə ālbēr (K358p Beringen)
|
witte aalbes [ZND 01 (1922)]
I-7
|
20575 |
witte kaas, wrongel |
platte kaas:
Syst. Frings
platə kēs (K358p Beringen, ...
K358p Beringen)
|
Smeerbare witte kaas of wrongel (fluitert, fluiterskaas?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
18178 |
witte kanten muts waarop een sierkrans werd gedragen |
bijenkorf:
Muts met kant in vorm van honingraten.
beͅiəkorf (K358p Beringen),
frulmuts:
frolmøͅts (K358p Beringen),
pijpjesmuts:
De informant geeft aan dit nooit bij hen gedragen werd, [pijpjesmuts?].
/ (K358p Beringen)
|
muts, witte kanten ~ waarop een sierkrans wordt gedragen {afb} [kroezel-, frul-, froezel-, krul-, poffermuts] [N 25 (1964)] || muts, witte ~; inventarisatie overige soorten; betekenis/uitspraak [N 25 (1964)]
III-1-3
|
33258 |
witte klaver, steenklaver |
steenklaver:
stēn[klaver] (K358p Beringen),
witte klaver:
wetǝ [klaver] (K358p Beringen)
|
Trifolium repens L. Een 5 tot 25 cm lange plant met kruipende stengels emn witte, later bruine, bloemhoofdjes, die van mei tot de herfst bloeien. Ook witte klaver wordt vooral als veevoeder en als dekvrucht geteeld, is eerder geschikt voor weiden dan voor maaien, maar stelt lagere eisen aan de grond. Zie ook de toelichting bij het lemma Klaver, Algemeen. Zie het lemma Klaver, Algemeen voor de fonetische documentatie van de woord(delen) klaver(-) en klee(-). [N 14, 83; monogr.]
I-5
|
20654 |
witte kool |
witte kabuiskool:
witte kabuiskuël (K358p Beringen),
witte kool:
wetə kyəl (K358p Beringen),
witte kool (K358p Beringen),
witə ky(3)̄l (K358p Beringen, ...
K358p Beringen)
|
[Goossens 1b (1960)]een witte kabuis(kool) [ZND 36 (1941)] || witte kool als gerecht [N Q (1966)] || witte kool, als plant of gewas [N Q (1966)]
I-7, III-2-3
|
24280 |
witte kwikstaart |
akkermannetje:
gemeenschappelijke naam 112a en 12b: Kwikstetje
akkermenneke (K358p Beringen),
kwikstaart:
kwikstaert (K358p Beringen),
kwikster (K358p Beringen),
kwikstet (K358p Beringen),
kwikstaartje:
kwikstaartje (K358p Beringen),
kwikstèrteke (K358p Beringen, ...
K358p Beringen)
|
kwikstaart [ZND 01 (1922)], [ZND 29 (1938)] || kwikstaart, wit (Motacilla alba alba L.) [Lk 04 (1953)]
III-4-1
|
18633 |
witte muts met een strik onder de kin |
koofje:
kufkə (K358p Beringen),
kornetje (<fr.):
kərneͅtəkə (K358p Beringen)
|
mutsje, witte ~ dat met een strik onder de kin wordt vastgeknoopt [N 25 (1964)]
III-1-3
|
18618 |
witte muts met fijne plooien en een afhangend strookje |
met:
meͅt (K358p Beringen),
pijpjesmuts:
Muts met fijne plooitjes.
pɛpkəsmøͅts (K358p Beringen)
|
muts, witte ~ met fijne plooien om het voorhoofd en een afhangend strookje van achteren {afb} [N 25 (1964)] || pijpjesmuts, in de betekenis van soort muts; betekenis/uitspraak [N 25 (1964)]
III-1-3
|
18617 |
witte muts met sierkrans en afhangende linten |
frulmuts:
frolmøͅts (K358p Beringen)
|
muts, grote witte ~ waarop een dikke hoefijzervormige krans met afhangende linten wordt gedragen {afb} [poffer-, kröl-, frul-, knip-, greute muts] [N 25 (1964)]
III-1-3
|
34195 |
witte vloed |
vloed:
vlut (K358p Beringen)
|
Baarmoederontsteking. Een voortdurende uitvloeiing van etter uit de schaam. Zie ook het lemma ''baarmoederontsteking'', ''witte vloed'' in wbd I.3, blz. 463. [N 52, 28; A 48A, 42; N 3A, 99]
I-11
|