25396 |
de huid doorsnijden |
splitten:
spletǝ (K358p Beringen)
|
De eerste snede in de huid maken als begin van het villen. [N 28, 40; monogr.]
II-1
|
25401 |
de huid oprollen |
vel bijeendoen:
vel bīndun (K358p Beringen)
|
Na het afhuiden wordt de runderhuid opgerold of opgevouwen. Van tevoren vouwt men de huid van de poten en de kop naar binnen. Soms zout men de huid om bederf te voorkomen. [N 28, 55]
II-1
|
22387 |
de kaarten schudden |
schoffelen:
de kaarte goed schuffelen (K358p Beringen),
schudden:
de kaarten goed schudden (K358p Beringen)
|
Hoe heet het dooreenmengen van speelkaarten? Vertaal: De kaarten goed ... [ZND 36 (1941)]
III-3-2
|
34632 |
de kar wipt |
kippen:
(de kar) kept (K358p Beringen),
opslaan:
(de kar) sløt˱ op (K358p Beringen)
|
Als de kar op een verkeerde manier geladen is (zie de lemmata te licht in de rug en te zwaar in de rug), heeft ze de neiging om te wippen. [N 17, 96 + 99]
I-13
|
34230 |
de melk inhouden |
ophouden:
(de koe) hølt ǫp (K358p Beringen),
optrekken:
(de koe) trękt ǫp (K358p Beringen),
ǫptrękǝ (K358p Beringen)
|
Tijdens het melken plotseling geen melk meer geven, gezegd van de koe. [N 3A, 69; monogr.]
I-11
|
34231 |
de melk laten lopen |
(de melk) laten lopen:
løtǝ luwǝpǝ (K358p Beringen),
løtǝ lūǝpǝ (K358p Beringen)
|
De melk uit de spenen laten vloeien. [N 3A, 70]
I-11
|
33870 |
de merrie dekken |
dekken:
dękǝ (K358p Beringen)
|
Zie afbeelding 11. [JG 1a, 1b; N 8, 43a en 43b]
I-9
|
25436 |
de organen verwijderen |
afval uithalen:
afval ø̜thālǝ (K358p Beringen)
|
Als het dier opgehangen is, snijdt de slachter de buik open, waarna hij de ingewanden verwijdert. Daarna haalt hij de organen (hart, lever e.d.) eruit. Zie ook het lemma ''ingewanden verwijderen''. [N 28, 87]
II-1
|
25381 |
de slokdarm afsluiten |
knoop inleggen:
knūǝp enlɛgǝn (K358p Beringen)
|
Om te verhinderen dat de inhoud van maag en slokdarm het vlees verontreinigt, legt men meestal een knoop in de slokdarm. Omdat een knoop gemakkelijk uit de glibberige slokdarm glijdt, laat men er vaak het uiteinde van de dikke en vrij stugge luchtpijp aan vastzitten. Als men nu de knoop in de slokdarm legt, wordt terugglijden voorkomen door het stuk luchtpijp: dit kan immers niet door de lussen van de knoop glijden, omdat het daarvoor te groot en te weinig buigzaam is. Men sluit de slokdarm ook wel af door er een doek of iets dergelijks in te duwen of een touwtje rond het einde ervan te binden. Voor de slacht krijgt het dier ongeveer anderhalve dag geen voer om te voorkomen dat de maag en darmen te vol met vuil zijn. [N 28, 77]
II-1
|
34273 |
de stal uitmesten |
uitdoen:
øtui̯ (K358p Beringen)
|
De stal of mestgoot van mest ontdoen. Objecten "stal", "mestgoot" en "mest" zijn niet gedocumenteerd. [N 11, 14; N 5A II, 50a; A 9, 26; JG 1a, 1b, 1c, 1d, 2c; monogr.]
I-11
|