34448 |
jonge geit |
geitetje:
gē̜tǝkǝ (K358p Beringen)
|
[N 19, 71a; N 77, 75; A 9, 21; JG 1a; monogr.]
I-12
|
34481 |
jonge kip |
pul:
pøl (K358p Beringen)
|
Bedoeld wordt de jonge kip die bijna aan de leg is of net legt. [N 19, 40d; R 14, 23b; R 3, 39; A6, 1b; JG 1a, 1b; L 1a-m; Gwn; Vld.; S 27, add.; monogr.]
I-12
|
20159 |
jongen |
jong:
jung (K358p Beringen),
jóng (K358p Beringen, ...
K358p Beringen)
|
jongen [ZND 11 (1925)] || jongen (knaap) [ZND 01 (1922)] || jongen; een lamme - [ZND 29 (1938)]
III-2-2
|
18702 |
jongensblouse |
bloes:
blus (K358p Beringen),
bloesje:
bluskə (K358p Beringen)
|
jongensblouse, ruime bovenkledingstuk met band of elastiek in de taille [N 23 (1964)]
III-1-3
|
20334 |
jongste kind |
kakkenestje:
kakenesteke (K358p Beringen),
kakenestje (K358p Beringen)
|
jongste kind; hoe heet het jongste kind van het gezin? [ZND 36 (1941)]
III-2-2
|
21335 |
jood |
jood:
een joed, twie joede (K358p Beringen, ...
K358p Beringen),
jo:t (K358p Beringen, ...
K358p Beringen)
|
Een jood, twee joden, [ZND 27 1938)] || Een jood, twee joden. [ZND 27 1938)] || jood [ZND 01 (1922)] || Jood. [ZND 01 (1922)]
III-3-1, III-3-3
|
23211 |
judas |
judas:
een zjudas (K358p Beringen),
jydas (K358p Beringen)
|
Een Judas (uitspraak van j als in ja? of zj als in Frans Jean?). [ZND 27 (1938)] || Judas. [ZND 01 (1922)]
III-3-3
|
21336 |
juffrouw |
juffrouw:
juffro (K358p Beringen),
jøfro: (K358p Beringen)
|
juffrouw [ZND 01 (1922)], [ZND 27 (1938)]
III-3-1
|
33958 |
jukriem |
koppelketting:
kǫpǝlkętiŋ (K358p Beringen)
|
Verbinding tussen het haam en de disselboom, als men met een tweespan rijdt. Verscheidene zegslieden verklaren dat een tweespan in hun gemeente niet (meer) voorkomt. [N 13, 12]
I-10
|
18707 |
jumper |
jacquet (<fr.):
jakeͅt (K358p Beringen)
|
jumper, damesvest met mouwen en knopen [N 23 (1964)]
III-1-3
|