e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=K318p plaats=Beverlo

Overzicht

Gevonden: 2283
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
knikker scheut: nə sch"t (Beverlo), scheut (Beverlo), sx"t (Beverlo), Geh. Beverloo. (t Daghet in den Oosten XI, 52)  scheut (Beverlo), Hè kreeg ne bûîl scheute van Sinterkloos.  scheut (Beverlo) Een knikker. [ZND B1 (1940sq)] || Knikker. || Knikker: de kleine (van steen of glas). [ZND 16 (1934)] III-3-2
knikkeren scheutspelen: vgl. pag. 157: marbelen, zie knikkeren.  scheutspeele (Beverlo) Knikkeren. III-3-2
knipogen een oogje pinken: n ōēigske pinken (Beverlo), ön ùgske pinke (Beverlo), een oogje plimpen: ön ùgske plumpe (Beverlo) knipogen || knipogen (een oog dichtdoen als teken van verstandhouding) [ZND 28 (1938)] III-1-1
knoeien, morsen, bevuilen begaden: begooje (Beverlo, ... ) bevuilen [ZND 32 (1939)] III-4-4
knoest weer: wieər (Beverlo) knoest III-4-3
knoflook look: loeək (Beverlo, ... ) knoflook || look [ZND 01 (1922)] I-7
knoop knop: knop (Beverlo) knoop III-1-3
knoopsgat knopsgat: knopsgoat, -goot (Beverlo) knoopsgat III-1-3
knorrepot grommelaar: grommelèr (Beverlo), hij is nooit tevreden, die grompot: H-ès noe"t ni-j kontènt, die"grùmmelê"r  grùmmelê"r (Beverlo), lastige vent: nə leͅstigə veͅnt (Beverlo), lastverkoper: ne lastverkoeëper (Beverlo), nork: nōr"k (Beverlo) Een lastig persoon, een knorpot (greef?). [ZND 35 (1941)] || grompot || knorrepot || Wat een knorrepot ! (Het echte dialectwoord opgeven). [ZND 28 (1938)] III-1-4
knuppel, knots hout: haat (Beverlo), kluppel: kluppel (Beverlo), knuppel: knuppel (Beverlo, ... ), knyppəl (Beverlo), knøpəl (Beverlo) hoe heet een korte dikke stok, b.v. om noten af te werpen. [ZND 28 (1938)] || knuppel [ZND 36 (1941)], [ZND B2 (1940sq)] III-1-2