e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=K318p plaats=Beverlo

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
luid schreien blaten: ook materiaal znd 28, 53  blèəten (Beverlo), janken: ook materiaal znd 28, 53  janken (Beverlo), schreeuwen: ook materiaal znd 28, 53  schrieəven (Beverlo), toeten: ook materiaal znd 28, 53  toeten (Beverlo) luid schreien, krijten [ZND 01 (1922)] III-1-4
luiden luiden: de klok luien (Beverlo), de klok luiə (Beverlo), løyjən (Beverlo) De klok luiden. [ZND 30 (1939)] || Luiden. [ZND A2 (1940sq)] III-3-3
luiden voor de mis luiden voor de mis: dluit vurrə mes (Beverlo), of mis  het luidt vur de meͅs (Beverlo) Het luidt voor de mis. [ZND 30 (1939)] III-3-3
luier doek: dukə (Beverlo), pisdoek: pesduk (Beverlo, ... ), pisvod: pisvod (Beverlo) luier || luier [winjel, luur, kindsdoek, pisdoek, huik] [N 25 (1964)] || luiers (kinderdoeken) [ZND B1 (1940sq)] III-2-2
luieren de achterhaam trekken: den achterhoom trèkke (Beverlo), de luierik uithangen: de luierik ōthange (Beverlo), ze schuren: ze schoere (Beverlo) niet hard werken || nietsdoen (er) (luierik) III-1-4
luiermand kinderkorf: kinderkörf (Beverlo), kindskorf: kintskərf (Beverlo), kéntskərf (Beverlo), kindsmandje: kintsméntə (Beverlo) korf of mand waarin de doeken of luiers van de kleine kinderen wordt bewaard? [ZND 37 (1941)] || mand; Welke verschillende namen voor verschillende manden kent uw dialect verder nog? geeft u een zo volledig mogelijke opsomming, zonodig met afbeldingen en toelichting. [N 20 (zj)] III-2-2
luifel? [idem?] kantje: Kantjes.  keͅntəkə (Beverlo) luifel: fijngeplooide voorhoofdsluifeltje van de grote witte muts {afb} [plojje, kentje] [N 25 (1964)] III-1-3
luilak luie duivel: ook materiaal znd 30, 42 (luiaard)  luien duvel (Beverlo), luierik: ook materiaal znd 30, 42 (luiaard)  luierik (Beverlo), onnuttigaard: onnutegerd (Beverlo), onnuttige: onnuttege (Beverlo), zijn handen staan verkeerd: zèn haan stōn verkie"d (Beverlo) luiaard (afkerig van werk) || luilak [ZND 01 (1922)] III-1-4
luisteren luisteren: goed ləsteren (Beverlo), goed ləstərə (Beverlo), ləstərə (Beverlo) goed luisteren [ZND 30 (1939)] || luisteren [N 10b (1961)] III-1-1
lusten mogen: meuge (Beverlo), moi̯g (Beverlo), verzamelfiche ook mat. van ZND 1 (a-m)  meug (Beverlo), mog (Beverlo) die soep lust ik niet [ZND 30 (1939)] || lusten || lusten (die soep lust ik niet) [ZND 30 (1939)] III-2-3