18345 |
gaatje voor de schoenveter |
kotje:
köttekes (K318p Beverlo),
kətəkəs (K318p Beverlo)
|
gaatjes in de schoen waardoor de veter wordt geregen [riegaater] [N 24 (1964)]
III-1-3
|
21557 |
gadeslaan? |
gadeslaan:
zen zoake gaajslaage (K318p Beverlo),
zən dink gōiə sla͂gə (K318p Beverlo)
|
Zijn zaken gadeslaan, goed zorgen voor zijn zaken. [ZND 35 (1941)]
III-3-1
|
22733 |
gaffel |
gaffel:
de gaffel (K318p Beverlo)
|
Worden de voorste kegels niet dichter bij elkaar geplaatst? Hoe noemt men dat? [ZND 36 (1941)]
III-3-2
|
21314 |
galgenaas |
gemene kadee:
meer op zedelijk gebied gebruikt
ne gemèëne kadee (K318p Beverlo),
gemene mens:
meer op zedelijk gebied gebruikt
ne gemèëne mens (K318p Beverlo),
vagebond (<fr.):
ne vaageboend (K318p Beverlo),
voyou (fr.):
Van Dale (FN): voyou, schooier, deugniet, gannef.
nə vajű (K318p Beverlo)
|
Een zeer slecht mens (galgenaas). [ZND 35 (1941)]
III-3-1
|
23265 |
galmgaten |
galmgaten:
de galmgaate (K318p Beverlo),
galmga͂tə (K318p Beverlo),
schildsgaten:
oudste
schiltscha͂tə (K318p Beverlo)
|
Galmgaten (in de kerktoren om de klokkenklank door te laten). [ZND 35 (1941)]
III-3-3
|
19375 |
gang |
gang:
gaŋk (K318p Beverlo, ...
K318p Beverlo,
K318p Beverlo),
spelling Beverlo wbk.; \": naslag (stomme e)
gank (K318p Beverlo),
portaal:
spelling Beverlo wbk.; \": naslag (stomme e)
pertool (K318p Beverlo)
|
gang [ZND 01 (1922)], [ZND A1 (1940sq)] || gang, doorloop || huisgang (waarlangs men binnentreedt) [ZND B1 (1940sq)]
III-2-1
|
18135 |
gapende wonde |
grote snap:
gruətə snap (K318p Beverlo),
open wonde:
open won (K318p Beverlo)
|
een gapende wonde [ZND 35 (1941)]
III-1-2
|
20980 |
garnaal |
garnaat:
garnoot (K318p Beverlo)
|
garnaal [ZND 35 (1941)]
III-2-3
|
18206 |
gat in een kledingstuk |
kot:
e kot in en kaas (K318p Beverlo),
en kot in de kaas (K318p Beverlo),
kot (K318p Beverlo),
kot in de kaas (K318p Beverlo)
|
een gat in een kous [ZND 23 (1937)] || gat (in kous)
III-1-3
|
25001 |
gat, opening |
kot:
koͅt (K318p Beverlo)
|
gat (znw enk) [N 26 (1964)]
III-4-4
|