19915 |
hemel |
hemel:
hējəməl (K318p Beverlo),
himəl (K318p Beverlo)
|
hemel [RND] || Hemel. [ZND A1 (1940sq)]
III-3-3
|
19511 |
hengsel |
hengel:
hɛŋəl (K318p Beverlo, ...
K318p Beverlo),
spelling Beverlo wbk.; \": naslag (stomme e)
hèngel (K318p Beverlo),
hengsel:
hɛŋsəl (K318p Beverlo)
|
hengsel || hengsel van een emmer [ZND B1 (1940sq)] || hengsel van een korf [ZND B1 (1940sq)] || hengsel van waterketel van koper of ijzeren met hengsel en tuit (hengel, hengsel) [N 20 (zj)]
III-2-1
|
24894 |
herfst, najaar |
bamistijd:
Vb. t ès ne natte Boamestêëd (t is een nat najaar).
Boamestêëd (K318p Beverlo),
herfst:
hèrëst (K318p Beverlo),
najaar:
noojoor (K318p Beverlo)
|
herfst, najaar
III-4-4
|
17779 |
hersenen |
hersens:
horsə (K318p Beverlo),
hosse:
#NAME?
hesses (K318p Beverlo)
|
de hersenen (in het hoofd) [ZND 26 (1937)] || hoe heet de slaap (zijde van het hoofd)? [ZND 29 (1938)]
III-1-1
|
20322 |
het einde van zijn leven |
het end van zijn leven:
ət én van zéé leevə (K318p Beverlo),
’t en va zə leve (K318p Beverlo)
|
op het einde van zijn leven [ZND 34 (1940)]
III-2-2
|
19647 |
het gras maaien |
(het) gras afmaaien:
t graas afmaje (K318p Beverlo),
(het) gras maaien:
ət gras māiə (K318p Beverlo)
|
het gras afmaaien [ZND 35 (1941)]
III-2-1
|
20393 |
het huwelijk ontbinden |
scheiden:
schaaje (K318p Beverlo, ...
K318p Beverlo)
|
echtscheiden || scheiden
III-2-2
|
19638 |
het licht aandoen |
aansteken:
spelling Beverlo wbk.; \": naslag (stomme e)
oostêke (K318p Beverlo)
|
aansteken
III-2-1
|
19768 |
het vuur aansteken |
opsteken:
spelling Beverlo wbk.; \": naslag (stomme e)
ùpstêke (K318p Beverlo)
|
aansteken
III-2-1
|
19415 |
het vuur doven |
uitdoen:
etdoen (K318p Beverlo),
uitdoen (K318p Beverlo)
|
de kachel dooven [ZND 31 (1939)]
III-2-1
|