e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Beverst

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
kroon kroon: ən krōn (Beverst) een kroon [ZND A2 (1940sq)] III-3-1
kropgat krop: krǫp (Beverst) Het gat dat zich midden in de loper bevindt en waarin het te malen graan loopt. Kweern in het woordtype kweernoog (l 331) verwijst naar de in die plaats gebruikelijke term voor de handmolen. Zie het lemma ɛhandmolenɛ.' [N O, 18o; A 42A, 35; N D, 8; Sche 53; Vds 129; Jan 128; Coe 93; Grof 119; N O, 18h] II-3
kruidnagel kruidnagel: verzamelfiche, ook mat. van ZND 1a-m, 15-10  krautnoagəl (Beverst) een kruidnagel (specerij, met een scherpe smaak, in de vorm van een spijker; Fr. clou de girofle) [ZND 01u (1924)] III-2-3
kruidwis wijden {ja}: ja!  / (Beverst), ja, t bestaat nog  / (Beverst) Bestaat (bestond?) het gebruik op die dag een kruidwis te wijden? [ZND 17 (1935)] III-3-2
kruien uitvaren: au̯t˲vǭrǝ (Beverst), varen: vǫǝrǝ (Beverst) Een last met de kruiwagen vervoeren. [N 18, 100 add; Wi 33; S 19; L 29, 4; L 1a-m; RND 97; A 42, 13 add + 16 add; monogr.] I-13
kruik kruik: krauk (Beverst) kruik [ZND 29 (1938)] III-2-1
kruim moek: binnenste  muək (Beverst) kruim [ZND 29 (1938)] III-2-3
kruimel breumel: brijəmel brōt (Beverst) kruimel brood [ZND 36 (1941)] III-2-3
kruin kruin: kraun (Beverst), kroon (Beverst), kruintje: krējənkə (Beverst) de kruin van het hoofd (waar het haar draait) [ZND 29 (1938)] || kruin van het hoofd [N 10 (1961)] III-1-1
kruis kruis: kreis, kreizer (Beverst), kreͅis (Beverst), krē̜.s (Beverst), kręi̯s (Beverst), ’n krijs, twīē krijzər (Beverst), mik: mek (Beverst) Beenderenstelsel aan het einde van de rug. [N 3A, 109] || bil (niet de dij, maar het achterdeel) [N 10b (1961)] || Een kruis, twee kruisen. [ZND 29 (1938)] || Een kruis. [ZND A2 (1940sq)] || Kruising van ruggegraat en achterheupen, uitlopend in de staart en staartwortel. Zie afbeelding 2.31. [JG 1a, 1b; N 8, 13 en 14] I-11, I-9, III-1-1, III-3-3