21502 |
kroon |
kroon:
ən krōn (Q072p Beverst)
|
een kroon [ZND A2 (1940sq)]
III-3-1
|
26454 |
kropgat |
krop:
krǫp (Q072p Beverst)
|
Het gat dat zich midden in de loper bevindt en waarin het te malen graan loopt. Kweern in het woordtype kweernoog (l 331) verwijst naar de in die plaats gebruikelijke term voor de handmolen. Zie het lemma ɛhandmolenɛ.' [N O, 18o; A 42A, 35; N D, 8; Sche 53; Vds 129; Jan 128; Coe 93; Grof 119; N O, 18h]
II-3
|
20805 |
kruidnagel |
kruidnagel:
verzamelfiche, ook mat. van ZND 1a-m, 15-10
krautnoagəl (Q072p Beverst)
|
een kruidnagel (specerij, met een scherpe smaak, in de vorm van een spijker; Fr. clou de girofle) [ZND 01u (1924)]
III-2-3
|
22701 |
kruidwis wijden |
{ja}:
ja!
/ (Q072p Beverst),
ja, t bestaat nog
/ (Q072p Beverst)
|
Bestaat (bestond?) het gebruik op die dag een kruidwis te wijden? [ZND 17 (1935)]
III-3-2
|
26082 |
kruien |
uitvaren:
au̯t˲vǭrǝ (Q072p Beverst),
varen:
vǫǝrǝ (Q072p Beverst)
|
Een last met de kruiwagen vervoeren. [N 18, 100 add; Wi 33; S 19; L 29, 4; L 1a-m; RND 97; A 42, 13 add + 16 add; monogr.]
I-13
|
19581 |
kruik |
kruik:
krauk (Q072p Beverst)
|
kruik [ZND 29 (1938)]
III-2-1
|
20712 |
kruim |
moek:
binnenste
muək (Q072p Beverst)
|
kruim [ZND 29 (1938)]
III-2-3
|
20806 |
kruimel |
breumel:
brijəmel brōt (Q072p Beverst)
|
kruimel brood [ZND 36 (1941)]
III-2-3
|
17573 |
kruin |
kruin:
kraun (Q072p Beverst),
kroon (Q072p Beverst),
kruintje:
krējənkə (Q072p Beverst)
|
de kruin van het hoofd (waar het haar draait) [ZND 29 (1938)] || kruin van het hoofd [N 10 (1961)]
III-1-1
|
17649 |
kruis |
kruis:
kreis, kreizer (Q072p Beverst),
kreͅis (Q072p Beverst),
krē̜.s (Q072p Beverst),
kręi̯s (Q072p Beverst),
’n krijs, twīē krijzər (Q072p Beverst),
mik:
mek (Q072p Beverst)
|
Beenderenstelsel aan het einde van de rug. [N 3A, 109] || bil (niet de dij, maar het achterdeel) [N 10b (1961)] || Een kruis, twee kruisen. [ZND 29 (1938)] || Een kruis. [ZND A2 (1940sq)] || Kruising van ruggegraat en achterheupen, uitlopend in de staart en staartwortel. Zie afbeelding 2.31. [JG 1a, 1b; N 8, 13 en 14]
I-11, I-9, III-1-1, III-3-3
|