33365 |
losse voerbak voor runderen |
trog:
troǝx (Q072p Beverst)
|
Een losse bak of kuip waarin men het voer aan de koeien voorzet. Bedoeld wordt een bak waar meer dan één rund uit eet (en soms ook drinkt). Waar deze draagbare en ouderwetse bak niet (meer) bekend is, werden benamingen voor de vaste voerbak opgegeven (krib, trog en hun samenstellingen). Oorspronkelijk diende de krib voor het droge voedsel voor runderen en paarden en de trog voor het natte voedsel voor de varkens, maar in de praktijk lopen de termen dooreen. Sommige opgaven betreffen mogelijk ook het vak voor één koe van de in vakken verdeelde voerbak. Vergelijk de lemmata "voer- en drinkgoot" (2.2.14) en "vaste voer- en drink- en voerbak, krib" (2.2.15). [N 5A, 37c; N 18, 130; monogr.]
I-6
|
17687 |
luchtpijpen |
luchtpijpen:
loͅxpeͅipə (Q072p Beverst)
|
luchtpijpen [loospiepe] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
19619 |
lucifer |
spikje:
spikske (Q072p Beverst, ...
Q072p Beverst,
Q072p Beverst,
Q072p Beverst)
|
lucifer [ZND 01 (1922)], [ZND 01 (1922)], [ZND 16 (1934)]
III-2-1
|
18918 |
lui |
vuil:
ook materiaal znd 30, 41(hij is ook zo lui)
vaul (Q072p Beverst)
|
lui, traag [ZND 01 (1922)]
III-1-4
|
21346 |
lui (lieden) |
lui:
rijke lei (Q072p Beverst),
mensen:
minsən (Q072p Beverst)
|
mensen [RND] || Rijke lieden [ZND 30 (1939)]
III-3-1
|
18878 |
luid schreien |
grijnzen:
ook materiaal znd 28, 53
grinsen (Q072p Beverst),
keken:
ook materiaal znd 28, 53
ke͂ke (Q072p Beverst)
|
luid schreien, krijten [ZND 01 (1922)]
III-1-4
|
23217 |
luiden |
luiden:
leien (Q072p Beverst),
leͅiə (Q072p Beverst)
|
De klok luiden. [ZND 30 (1939)] || Luiden. [ZND A2 (1940sq)]
III-3-3
|
23252 |
luiden voor de mis |
luiden:
het let (Q072p Beverst)
|
Het luidt voor de mis. [ZND 30 (1939)]
III-3-3
|
19029 |
luilak |
luierik:
ook materiaal znd 30, 42 (luiaard)
luierik (Q072p Beverst),
vuiloor:
ook materiaal znd 30, 42 (luiaard)
vaulluel (Q072p Beverst)
|
luilak [ZND 01 (1922)]
III-1-4
|
17734 |
luisteren |
luisteren:
gud leisteren (Q072p Beverst),
leͅistərə (Q072p Beverst)
|
goed luisteren [ZND 30 (1939)] || luisteren [N 10b (1961)]
III-1-1
|