e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Beverst

Overzicht

Gevonden: 2943
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
blad, bladeren van een plant blad: blǭ.t (Beverst), blader: blē̜r (Beverst), blǭ.r (Beverst) Blad, als deel van een plant. De meervouden en verkleinwoorden zijn apart behandeld. [JG 1a, 1b; A 3, 1; L 1, a-m; L 4, 1; L 14, 16; L 32, 21; S 3; R 7, 25; R 12, 26; monogr.] I-4
bladrozet van de paardebloem suikerij: soekerij (Beverst) paardebloem [ZND 15 (1930)] III-4-3
blaker kaarspan: kāspan (Beverst) het pannetje, van een oor voorzien, waarop de kaars wordt gezet [ZND 36 (1941)] III-2-1
blauwborstje blauwborst: Frings  blou̯boͅs (Beverst) blauwborst (14 zomervogel met helderblauwe borst met witte stip (alleen de man), leeft verborgen in struiken bij het water; niet zo zeldzaam; zingt vaak vliegend; zang heel afwisselend, aapt allerlei vogels na; zang begint met [uuk...uuk...uuk] [N 09 (1961)] III-4-1
blauwe bosbes olber: verzamelfiche, ook mat. van ZND02, 3 en ZND16, 2  ulber (Beverst) bosbes, alg. [ZND 01 (1922)] III-4-3
blauwe klei pottenaarde: pǫtǝjǝt (Beverst) De blauwe klei in het algemeen en de klei die onder het veen zit in het bijzonder. [N 27, 19b; N 27, 44] I-8
blauwe reiger, reiger reiger: Frings  rēi̯gər (Beverst), IPA, omgesp.  rēi̯gər (Beverst) reiger (91 bekende vogel; grijs; hangkuif, donkere borstveren; algemeen langs het water; broedt in enkele kolonies in hoge bomen [N 09 (1961)] III-4-1
blazen blazen: blōəzə (Beverst) blazen [N 10b (1961)] III-1-1
bleek bleek: bleek gezich (Beverst), bleik gezich (Beverst) hij heeft een flets gezicht (bleekgeel, ziekelijk) [ZND 23 (1937)] III-1-2
bles bles: blē̜s (Beverst) Witte streep op het voorhoofd van de koe. [N 3A, 136b; N 3A, 135b] I-11