e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Beverst

Overzicht

Gevonden: 2943
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
blijven wachten blijven: blijve (Beverst) blijven [ZND 25 (1937)] III-4-4
blijvend gebit paardstanden: pi̯ā.tstā.n (Beverst), pīǝtstā.n (Beverst) Op vijfjarige leeftijd heeft het paard een volwaardig gebit, meestal paardstanden genoemd. [JG 1a, 1b; N 8, 18a en 18b] I-9
bliksemen bliksemen: het bliksemt (Beverst, ... ), weerlichten: het wêrlicht (Beverst, ... ) bliksemen [ZND 21 (1936)] || het bliksemt [ZND 01 (1922)] III-4-4
blind blind: blint (Beverst) blind [ZND A1 (1940sq)] III-1-1
blinken, glimmen, glanzen blinken: blinke (Beverst) blinken [ZND A1 (1940sq)] III-4-4
bloed bloed: bluət (Beverst), blūt (Beverst) bloed [N 10 (1961)], [ZND A2 (1940sq)] III-1-1
bloed roeren roeren: rīrǝ (Beverst) Als het dier gestoken is, vangt men soms het bloed op om dit later in de bloedworst te verwerken. Om te voorkomen dat het bloed stolt, roert men er met de hand wat stro, een houtje of iets dergelijks doorheen. [N 28, 17; monogr.] II-1
bloedaders dikke aderen: dekǝ ōrǝ (Beverst) Aders zichtbaar op de uier. [N 3A, 118c] I-11
bloeden bloeden: blīə (Beverst) bloeden [ZND A2 (1940sq)] III-1-2
bloedworst bloedworst: bloedwos (Beverst), rode worst: rooiwos (Beverst), i.t.t. witte worst=leverworst  roͅi̯ woͅs (Beverst) bloedworst [Goossens 1a (1955)], [ZND 21 (1936)] III-2-3