21494 |
gemeentehuis |
gemeentehuis:
gemeentehaus (Q072p Beverst),
gemeintenhaus (Q072p Beverst)
|
gemeentehuis [ZND 24 (1937)]
III-3-1
|
18958 |
gemene vrouw |
kwaad wijf:
das e koot weif (Q072p Beverst),
serpent:
t ees e serpent (Q072p Beverst)
|
Dat is een kwaad wijf. [ZND 08 (1925)] || t Is een venijn (kwaad wijf). [ZND 08 (1925)]
III-1-4
|
18165 |
genezen |
beter:
beter (Q072p Beverst),
genezen:
gənēͅzə (Q072p Beverst)
|
genezen (ww) [ZND A1 (1940sq)] || genezen: De zieke is vandaag een beetje (een weinig) beter [ZND 44 (1946)]
III-1-2
|
33319 |
gepachte hoeve, pachtgoed |
huurwinning:
hirwe̜neŋ (Q072p Beverst)
|
Het bedrijf dat een boer niet in eigen bezit heeft maar pacht (huurt) van de eigenaar aan wie hij in enige vorm betaalt voor het gebruik. Bij winning in L 352 wordt aangetekend: "vroeger heeft de naam denkelijk bestaan, want er is nog een boerderij die de naam De Winning draagt". Bij enkele opgaven in Nederlands Zuid-Limburg wordt opgemerkt dat enige pachthoeven nog in "halfsheid liggen"; de eigenaar ontvangt de helft van het koren, terwijl de pachter ("halfer") het overblijvende koren krijgt met het stro. Algemene en specifieke termen zijn in dit lemma uit elkaar gehouden. Voor de fonetische documentatie van de opgaven die gelijk zijn aan die voor boerderij in het algemeen, zie het lemma "boerderij, algemeen" (1.1.1). [A 10, 2bI; L 38, 21a; L 48, 22; Lu 2, 22; S 27; Wi 18; monogr.; add. uit L 38, 22 en ander materiaal van lemma 1.1.1]
I-6
|
18939 |
gereed |
klaar:
kloər (Q072p Beverst),
vaardig:
veədiX (Q072p Beverst)
|
klaar [ZND A2 (1940sq)] || vaardig [ZND A1 (1940sq)]
III-1-4
|
25591 |
gereedschap waarmee men invet |
smeerlap:
smē̜rlap (Q072p Beverst)
|
De borstel, lap, vod enz. waarmee olie, vet, boter enz. op bakblik, bakplaat e.d. worden aangebracht. [N 29, 38b]
II-1
|
32979 |
gerst |
gerst:
ga.s (Q072p Beverst),
gē̜s (Q072p Beverst)
|
Hordeum L. De gerstteelt was in Belgisch Limburg betrekkelijk zeldzaam. Bij zomergerst wordt aangetekend: vooral bestemd voor de brouwerij; bij wintergerst: vooral bestemd als veevoer. Volgorde varianten van gerst: 1. met "rst" in de auslautgroep; 2. met "st"; 3. met "rs"; en 4: met alleen "s" in de auslautgroep; zie de eerste klankkaart [kaart 6]; in de tweede klankkaart [kaart 7] is de geografische verspreiding van het vocalisme weergegeven. Zie afbeelding 1, d. [JG 1a, 1b; L A1, 127; L 1 a-m; L 24, 6a; L lijst graangewassen, 2; R 3, 24; S 10; Wi 53; monogr.]
I-4
|
21100 |
gerstebier |
gerstebier:
gāstebier (Q072p Beverst)
|
gerstenbier [ZND 24 (1937)]
III-2-3
|
21595 |
geschiedenis |
iets:
(iets zegge) (Q072p Beverst),
iets vertəllen (Q072p Beverst),
vertelsel:
e vertelsel vertelle (Q072p Beverst)
|
Een geschiedenis vertellen [ZND 24 1937)]
III-3-1
|
34063 |
geslachtsrijpe koe |
vaars:
vęi̯ǝs (Q072p Beverst)
|
Jong rund dat oud genoeg is om gedekt te worden. [N 3A, 23]
I-11
|