e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Bilzen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
duizelig dazelachtig: daozelechtig zien (Bilzen), dazelig: daozelig zien (Bilzen), dol: dil (Bilzen, ... ), dil zien (Bilzen), dil zin/zien (Bilzen), draaiachtig: drae-aetig zin/zien (Bilzen), drèètig (Bilzen), drêĕtig (Bilzen), duizelachtig: daozelaetig zin/zien (Bilzen), dōͅzelätig (Bilzen), duizelig: dōͅzĕlig (Bilzen), kwalijk: Soms, wanneer men moet braken.  koelk (Bilzen), verduizeld: verdijzelt (Bilzen), vərdeizəld (Bilzen) duizelig [ZND 01 (1922)] || duizelig zijn [DC 60 (1985)] || Duizeling: draaierigheid, leeg gevoel in het hoofd (suizeling, duizeling, schwindel(ig), dul(le)). [N 107 (2001)] || hoe is of wordt iemand die bang is op een hoogte (met een zinnetje antwoorden) ? [ZND 23 (1937)] || hoe is of wordt iemand die een harde slag op het hoofd heeft gekregen (met een zinnetje antwoorden) ? [ZND 23 (1937)] || hoe is of wordt iemand die lang heeft rondgedraaid (met een zinnetje antwoorden) ? [ZND 23 (1937)] III-1-2
duizeling, duizeligheid dolligheids: dillighèds (Bilzen), dillighèts (Bilzen), duizeligheids: daozelighèts (Bilzen) duizeligheid [DC 60 (1985)] || Duizeling: draaierigheid, leeg gevoel in het hoofd (suizeling, duizeling, schwindel(ig), dul(le)). [N 107 (2001)] III-1-2
dun sneetje brood dun schijfje: din sjaajfke (Bilzen), hiël din sjaajfke (Bilzen) een dun schijfje of sneetje brood of vlees [N 16 (1962)] III-2-3
durfal kloeke vent: kloeke vent (Bilzen) hoe drukt ge uit in uw dialect: hij is moedig (hij is geen bangerd, hij durft bv. te vechten) [ZND 39 (1942)] III-1-4
durven dorren: dore (Bilzen), doëre (Bilzen), dōre (Bilzen), dōrə (Bilzen), durren (Bilzen), dôren (Bilzen) durven [ZND 01 (1922)], [ZND 25 (1937)], [ZND m] III-1-4
duur duur: dier (Bilzen, ... ), dīr (Bilzen) duur [ZND A2 (1940sq)] || duur (hoge kostprijs) [ZND 24 (1937)] III-3-1
duwen duwen: dauwe (Bilzen), dawə (Bilzen), dawən (Bilzen), dòwə (Bilzen) duwen [RND], [ZND 01 (1922)] III-1-2
dwaallicht dwaallicht: dwaôllich (Bilzen), schofferd?: [sic]  sjofet (Bilzen) Dwaallicht (vlammetje boven een moeras, Fr. feu follet). [ZND 05 (1924)] III-3-3
dwarsdoorsnede coupe: kup (Bilzen), dwarse doorsnede: dwarsǝ dø̜rsniǝ (Bilzen) Een getekende, dwarse doorsnede van een werkstuk, bijvoorbeeld van een meubel. [N 53, 205d] II-12
dwarsdrijven tegenwringen: tiëgewringen (Bilzen), terwarsdrijven: terwiesdreivən (Bilzen), terwieësdrijve (Bilzen) dwarsdrijven [ZND 01 (1922)] || Hij moet altijd dwarsdrijven (anders willen zijn dan anderen). [ZND 23 (1937)] III-1-4