18120 |
kloven |
klieven:
klīvǝ (Q083p Bilzen)
|
Nadat het dier bestorven is, wordt het in twee delen verdeeld door het in de ruggegraat door te kappen. Soms laat men de ruggegraat aan één kant zitten en kapt men de ribben aan de andere kant los. Beide delen worden vervolgens apart verwerkt. [N 28, 89; Veldeke 32, 69; monogr.]
II-1
|
22659 |
klucht |
klucht:
klèch (Q083p Bilzen, ...
Q083p Bilzen,
Q083p Bilzen,
Q083p Bilzen),
kløͅXt (Q083p Bilzen),
ɛn klèch (Q083p Bilzen),
komedie:
kemeide (Q083p Bilzen)
|
Een klucht. [ZND A1 (1940sq)] || een kort toneelstuk waarin een komisch geval uit het dagelijks leven op grappige wijze wordt behandeld [klucht, knod, stop, grauw] [N 112 (2006)]
III-3-2
|
19469 |
kluit |
bol:
bol (Q083p Bilzen),
boulet:
bollekes
bulɛtən (Q083p Bilzen),
fom:
foeme (Q083p Bilzen)
|
bollen die gevormd worden uit kolengruis, leem en water [ZND 36 (1941)]
III-2-1
|
33675 |
kluit aarde |
klot:
klǫt (Q083p Bilzen)
|
[N 27, 36; S 18; R 3, 8; L 28, 8; L 28, 9; L 1a-m; L B2, 290; ALE 257; Vd.; monogr.]
I-8
|
18792 |
kluwen |
bol:
bol (Q083p Bilzen),
kluwen:
klauwe (Q083p Bilzen)
|
Kluwen. [ZND 01 (1922)]
III-1-3
|
21347 |
knecht |
knecht:
ənə knēͅx (Q083p Bilzen),
knechtje:
knē̜xskǝ (Q083p Bilzen),
mannetje:
mɛnǝkǝ (Q083p Bilzen)
|
een knecht [ZND A1 (1940sq)] || Het hulpgereedschap om lange werkstukken bij de bewerking aan de werkbank te ondersteunen. Zie ook afb. 115. Het woordtype de moede uit Herten (L 330) kan zowel ø̄iemand die moe isø̄ als ø̄iemand die lui isø̄ betekenen (Hertens woordenboek, pag. 180). [N 53, 212; N 53, 223b]
II-12, III-3-1
|
33338 |
knecht, algemeen |
knecht:
knɛ̄x (Q083p Bilzen)
|
[L 1, a-m; S 26; Wi 8; monogr.; add. uit S 6]
I-6
|
34256 |
kneden |
botter drogen:
[botter] drōgǝn (Q083p Bilzen),
botter klatsen:
[botter] klɛtsǝn (Q083p Bilzen)
|
De boter kneden om de melk, die zich nog tussen de boterdeeltjes bevindt, eruit te drukken. In sommige gebieden werd de boter tegelijkertijd gewassen. Zie voor de fonetische documentatie van (boter) en (botter) het lemma ''boter'' (12.14) in deze aflevering. [A 28, 7; L 1a-m; L 1u, 114; L 6, 7; L 22, 8; Ge 22, 8 en 69; R 3, 76 en 77; monogr.]
I-11
|
17921 |
knellen |
opeenpramen:
opeenproame (Q083p Bilzen),
pitsen:
pitsen (Q083p Bilzen)
|
die schoenen knellen mij (doen pijn) [ZND 28 (1938)] || knellen [ZND 01 (1922)]
III-1-2
|
18174 |
knellen, gezegd van schoenen |
pitsen:
pitsen (Q083p Bilzen)
|
die schoenen knellen mij (doen pijn) [ZND 28 (1938)]
III-1-3
|