24186 |
kneu |
vlasvink:
vlasvènk (Q083p Bilzen)
|
kneu (13,5 wit in vleugel en staart; wilde man heeft in zomer rood voorhoofd en borst; hele jaar hier; veel op trek; broedt in veld en hei; roep [tut-tut-tut]; leuke zang; geliefde kooivogel [N 09 (1961)]
III-4-1
|
21058 |
kneuzen |
blutsen:
blitse (Q083p Bilzen),
blètsen (Q083p Bilzen),
blêtse (Q083p Bilzen),
blëtzen (Q083p Bilzen),
nutsen:
nëtzen (Q083p Bilzen)
|
blutsen, kneuzen (van appelen): de appelen niet blutsen [ZND 21 (1936)]
III-2-3
|
22410 |
knibbelen |
mikado:
mikado (Q083p Bilzen, ...
Q083p Bilzen),
vissen:
vèsse (Q083p Bilzen)
|
het spel waarbij de spelers staafjes (26 of 28) die verward op een hoopje liggen, met een haakje of een staafje telkens een staafje moeten ophalen zonder de andere te bewegen [knibbelen, knipperen] [N 112 (2006)]
III-3-2
|
17677 |
knie |
knie:
kni. (Q083p Bilzen),
knie (Q083p Bilzen, ...
Q083p Bilzen)
|
knie [RND], [ZND 01 (1922)], [ZND 28 (1938)]
III-1-1
|
27552 |
kniebeschermer |
knie-/knijstuk:
knistęk (Q083p Bilzen)
|
Rubber of leren kapje dat ter bescherming over de knie wordt gedragen. De kniebeschermer wordt volgens de invuller uit L 330 vooral gebruikt tijdens het leggen van vloeren in gebouwen. [N 30, 6b; monogr.]
II-9
|
17678 |
knieholte |
plooi:
plooi van z`n knië (Q083p Bilzen),
plóiə (Q083p Bilzen)
|
hoe heet men de knieboog, d.w.z. de plooi achter in het been op de hoogte van de knie ? [ZND 36 (1941)]
III-1-1
|
18874 |
kniezen |
grommelen:
daai is altijd on t groemele (Q083p Bilzen),
kniezen:
knieze (Q083p Bilzen)
|
Hij is altijd aan t kniezen (ontevreden, morren). [ZND 28 (1938)] || kniezen [ZND 01 (1922)]
III-1-4
|
17920 |
knijpen |
pitsen:
pitsen (Q083p Bilzen, ...
Q083p Bilzen)
|
die schoenen knellen mij (doen pijn) [ZND 28 (1938)] || iemand in de arm nijpen [ZND 34 (1940)]
III-1-2
|
22363 |
knikker |
huif:
aaif (Q083p Bilzen),
āif (Q083p Bilzen),
haif (Q083p Bilzen),
sjiete met de aajve (Q083p Bilzen),
spiələ meͅt tə hāivə (Q083p Bilzen),
, /
aajf (Q083p Bilzen),
schiethuif:
sjietaaif (Q083p Bilzen),
šītaif (Q083p Bilzen),
, /
sjietaajf (Q083p Bilzen),
sjiethaajve (Q083p Bilzen),
, ?
schiedaiven (Q083p Bilzen)
|
/ [SND (2006)] || bol [SND (2006)] || Jongens spelen met de knikkers. [ZND 01u (1924)] || Knikker. [ZND 01 (1922)] || Knikker: de kleine (van steen of glas). [ZND 16 (1934)] || knikkers [SND (2006)] || letterlijk: schietbol [SND (2006)] || Lievelingsspel 1. [SND (2006)]
III-3-2
|
22361 |
knikkeren |
met de huiven schieten:
sjiete met de aajve (Q083p Bilzen),
met de huiven spelen:
spiələ meͅt tə hāivə (Q083p Bilzen),
schieten:
sjiete (met knikkers spelen) (Q083p Bilzen)
|
Jongens spelen met de knikkers. [ZND 01u (1924)] || Lievelingsspel 1. [SND (2006)] || Lievelingsspel 2. [SND (2006)]
III-3-2
|