e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Bilzen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
rijksveldwachter bode: boj (Bilzen), bói (Bilzen), veldwachter  booi (Bilzen) bode [ZND 01 (1922)] || Hoe zegt men dat iemand door den veldwachter in boete wordt geslagen? Vertaal: "De veldwachter zal hem ... [ZND 36 (1941)] III-3-1
rijkswachter gendarme (fr.): genderm (Bilzen), n genderm (Bilzen), ⁄ne gəndɛrm (Bilzen) Gendarm, rijkswachter. [ZND 35 (1941)] III-3-1
rijn desser: dɛsǝr (Bilzen), dester: dęstǝr (Bilzen) Algemene benaming voor het van vier klauwen voorziene ijzeren kruis in het middengat van de draaiende molensteen dat dient om de draaiïng van het staakijzer op de steen over te brengen. Zie voor de benamingen voor speciale rijntypen de lemmata ɛtweetakrijnɛ, ɛdrietakrijnɛ en ɛbalanceerrijnɛ.' [N O, 15a; A 42A, 20; N D, 18; Sche 45; Vds 84; Jan 122; Coe 100; Grof 120] II-3
rijnholte kuiltje: kawlkǝ (Bilzen), kø̜jlkǝ (Bilzen) De uitholling aan de onderzijde van de (tweetaks)rijn waarin (bij balanceerwerk) de punt in de kop van het staakijzer past. [Vds 141; Grof 123] II-3
rijntakgaten desserkot: dɛsǝrkuǝt (Bilzen) De twee, drie of vier in de molensteen uitgekapte gleuven waarin de takken van de rijn zijn vastgespied of ingegoten. Het woorddeel ørijnŋ- is fonetisch gedocumenteerd in het lemma ɛrijnɛ.' [N O, 18q; Vds 130] II-3
rijp rijp: réjp (Bilzen) rijp [RND] III-2-3
rijp, rijmx rijm: raim (Bilzen) rijm (rijp, ijzel) [ZND 06 (1924)] III-4-4
rijshout, bonenstaak boonroede: bounrie (Bilzen), boonstaak: bounstoak (Bilzen), erwtenrijs: eͅrtəreis (Bilzen), rijs: rijzer (Bilzen) [ZND 23 (1937)]Erwtenrijzers, twijgen waartegen bepaalde erwten groeien [ZND 06 (1924)] I-7
rijskast kast: kas (Bilzen) De kast waarin de bolrijs plaatsvindt. In vraag N 29, 35b werd gevraagd in het algemeen waar de bolrijs geschiedde. Het gevolg was een aantal opgaven dat een algemene plaatsaanduiding inhield. Zo gaf men voor de "plaats van de bolrijs" benamingen op als bakkerij (in K 314, L 270, Q 198b), bakhuis (in Q 3, 28, 121, en Q 191), verwarmd vertrek (in Q 30) of warme plaats bij de oven of het fornuis (in L 414, L 318b en L 321), tussen of op meelzakken (in L 331 en L 432) of op hortjes (in Q 112). Deze benamingen zijn niet fonetisch gedocumenteerd. [N 29, 35b; N 29, 35a; N 29, 105e] II-1
rijstebrij rijstpap: reispap (Bilzen) rijstebrij [N 16 (1962)] III-2-3