e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Bilzen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
smidsschoorsteen schouw: šō (Bilzen) Zie de toelichting bij het lemma "smidskap". [N 33, 24; monogr.] II-11
smidsventilator ventilateur: vɛ̃ntelatø̜̄r (Bilzen  [(aangedreven door een elektrische motor)]  ) Blaastoestel, bestaande uit een aantal roterende schoepen, waarmee het smidsvuur kan worden aangewakkerd. De ventilator wordt doorgaans aangedreven door een elektromotor, bij een veldsmidse soms ook met behulp van de voet door middel van een pedaal en een wiel met snaar. Volgens de invullers uit L 290 en L 291 werd bij een veldsmidse voor de aanvoer van lucht altijd gebruik gemaakt van een ventilator. [N 33, 12d] II-11
smidsvorm, blaasgat kast: kas (Bilzen), lochtblaas: lǫx˱bluǝs (Bilzen), lochtbuiskot: lǫx˱bǫwskūt (Bilzen), windkot: węntkūt (Bilzen) IJzeren pot onder het smidsvuur waardoor de via de blaasbalgpijp aangevoerde lucht naar het vuur wordt geleid. Bij ouderwetse smidsvuurhaarden werd de luchtstroom aan de zijkant van het smidsvuur toegevoerd. De blaasbalgpijp liep daarbij in een verbreed uiteinde uit dat één geheel uitmaakte met een dikke ijzeren plaat, het oogijzer. Deze plaat was met ijzeren bouten aan de brandmuur verankerd. Dit deel van de pijp had dan dezelfde functie als de ijzeren pot onder het smidsvuur. Woordtypen als luchtpijp, blaaspijp en buis verwijzen naar dit onderdeel van de blaasbalgpijp. Met de woordtypen kast, windkast, lochtkast en zwelkast wordt vooral een smidsvorm aangeduid, waarin de door de blaasbalgpijp aangevoerde lucht onder het smidsvuur wordt samengeperst. De luchtstroom naar het smidsvuur kan daarbij met behulp van een luchtregelaar geregeld worden. Zie ook het lemma "luchtregelaar". Om de opening voor de luchtstroom onder in het vuur vrij van sintels te houden, kan een zogenaamde vuurtong zijn aangebracht. Daarmee wordt enerzijds de luchttoevoer geregeld en anderzijds het gat vrijgehouden van sintels en gruis. Zie ook afb. 9 en het lemma "vuurtong". [N 33, 16; N 33, 19; N 33, 22] II-11
smidsvuurhaard smis(se)vuur: smes˲vīr (Bilzen) De van metselwerk of van metaal vervaardigde stookplaats met kolenvuur waarin de smid ijzer en ander metaal verhit. De oude smidsvuren bestonden uit een soort gemetseld werkvlak waarin een uitholling, het stookgat, was aangebracht. Aan de zijkant van dit stookgat werd door middel van een pijp lucht toegevoerd. Boven het stookgat bevond zich een gemetselde of metalen kap waarmee de rookgassen via de schoorsteen buiten de smidse konden worden geleid. In de buurt van het stookgat was een koelbak met water aangebracht waarin de gloeiende werkstukken konden worden afgekoeld. Zie ook afb. 6. Bij de modernere smidsvuren wordt de luchtstroom aan de onderzijde van het smidsvuur toegevoerd. De luchtleiding mondt daartoe uit in een onder het stookgat aangebrachte smidsvorm. Zie ook afb. 7 en het lemma "smidsvorm, blaasgat". De smis(se) met trekblaasbalg werd in het koperslagersbedrijf in Venray (L 210) tot ongeveer 1915 gebruikt. Nadien werkte men met een veldsmidse. [N 33, 9; N 66, 10b; monogr.] II-11
smullen smakelijk eten: vero.  smaokelek aete (Bilzen), smullen: smoelle (Bilzen) lekker, met veel plezier eten (smullen) [N 80 (1980)] III-2-3
snavel bek: bêk (Bilzen) snavel: de hoornachtige bek van een vogel (snavel, bek) [N 83 (1981)] III-4-1
snede van het blad van de zeis het scherp: šɛ.rǝp (Bilzen), snede: snei̯ (Bilzen), snid: snī.t (Bilzen), waat: wǭ.t (Bilzen) De scherpe snijdende binnenzijde van het blad van de zeis. Zie afbeelding 5, nummer 4. Bedoeld is hier de algemene benaming voor de snijkant van de zeis. In sommige gebieden, met name in enkele dorpen tussen het waat-gebied (in het noorden van Belgisch Limburg) en het snede-gebied (in het zuiden ervan) wordt onderscheid gemaakt tussen de eigenlijke snede en het haarpad: de smalle rand die bij het haren op het zeisblad wordt geslagen en waarvan de snede het uiteinde vormt. Zie voor deze laatste het volgende lemma: ''haardpad''. Wanneer er meer dan één variant voor een plaats was opgegeven, is bij voorkeur het materiaal van de mondelinge enquêtes in gebracht.' [N 18, 68d; JG 1a, 1b, 2c; add. uit N 17, 100; monogr.] I-3
snee brood boterham: botram (Bilzen), boterhammetje: vero  botrêmke (Bilzen), kant: nog wel in keiskant, ne sjroepkant  kant (Bilzen), snede brood: snij broət (Bilzen), snee: snee (Bilzen), snië (Bilzen) een snede brood [ZND 06 (1924)] || een snee brood [N 80 (1980)] III-2-3
sneeuwbal sneeuwbal: mèt sneibêl gojje (Bilzen), sneibêl gojje (Bilzen, ... ) met sneeuwballen naar elkaar gooien [ruiken] [N 112 (2006)] III-3-2
sneeuwen sneeuwen: snaaië (Bilzen, ... ), snāijən (Bilzen, ... ), sneiën (Bilzen, ... ) sneeuwen [ZND 04 (1924)], [ZND 07 (1924)] III-4-4