e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Bingelrade

Overzicht

Gevonden: 1205
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
kluwen kluwen: kluje (Bingelrade) kluwen [SGV (1914)] III-1-3
knecht, algemeen knecht: knęxt (Bingelrade) [L 1, a-m; S 26; Wi 8; monogr.; add. uit S 6] I-6
kneuzen blutsen: blutsche (Bingelrade, ... ) blutsen [SGV (1914)] III-2-3
knie knie: knei (Bingelrade, ... ) knie [DC 01 (1931)], [SGV (1914)] III-1-1
knijpen knijpen: kniepe (Bingelrade) nijpen [SGV (1914)] III-1-2
knikker kraal: lang / meerv. krel ]  kral (Bingelrade), meis: Zie Crompvoets, H. (1991), [De regionale toptiens van dialectwoorden en -begrippen.]: Limburg. In: H. Crompvoets en A. Dams (red.), Kroesels op de bozzem. Het Dialectenboek. Waalre: Stichting Nederlandse Dialecten, blz. 122-136 [blz. 126].  meisj (Bingelrade) knikker [SGV (1914)], [SND (1991)] III-3-2
knikkertermen erop zijn: doe bĕs trop (Bingelrade), schieten: scheite (Bingelrade) benamingen in het knikkerspel [SGV (1914)] III-3-2
knoeien knoeien: knooje (Bingelrade) morsen [SGV (1914)] III-2-3
knoeien, morsen, bevuilen knoeien: knooje (Bingelrade, ... ) morsen [SGV (1914)] III-4-4
knolraap, raap reuben: rø̄bǝ (Bingelrade) Brassica rapa L. var. rapa. Knolraap is de gekweekte knol van de plant met de naam raapzaad, die een radijsachtige smaak heeft en doorgaans als veevoeder wordt geteeld, maar ook werd gegeten. Vergelijk ook de toelichting bij het lemma Koolraap (Bovengronds). De knollen zijn wit en hebben de grootte van een appel; het bovenste randje van de knol is vaak purperkleurig. Vaak worden ze in het stoppelveld gezaaid, na de graanoogst. De antwoorden zijn in het meervoud gegeven, behalve voor de verkleinvorm raapje dat aan het einde van het lemma is toegevoegd. [N 7, 16; N 12, 40; N 12A, 4b; JG 1b, 2c; L 6, 3a; L 41, 1; Wi 5; R 3, 31; monogr.; add uit N 12, 41 en Goossens 1963, kaart 20] I-5