e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q121c plaats=Bleijerheide

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
hond hond: hónk (Bleijerheide, ... ), mv h#]/h[]  hoŋk (Bleijerheide), kèter (d.): kø&#x0304tər (Bleijerheide) hond III-2-1
hondenhok hondshut: hoͅŋshøt (Bleijerheide) hondehok III-2-1
hondenriem hondsriem: hoͅŋsrēm (Bleijerheide) hondelijn III-2-1
hondsdolheid dolle hond: dolǝ hoŋk (Bleijerheide), woeste hond: wustǝ hoŋk (Bleijerheide) Een bij honden, wolven, vossen en andere dieren voorkomende infectieziekte die door een beet kan worden overgebracht, ook op koeien. Zie ook het lemma ''hondsdolheid'' in wbd I.3, blz. 486. [N 52, 12b; A 48A, 25] I-11
hondsviooltje hondsviooltje: hongs’viejüelsje (Bleijerheide) hondsviooltje III-4-3
hoofd hoofd: huit (Bleijerheide), kop: kop (Bleijerheide), kòp (Bleijerheide) hoofd [DC 01 (1931)] III-1-1
hoofd (spotnamen) aardappel: i.e. lett. aardappel.  ĕəpəl (Bleijerheide), bolles: bulləs (Bleijerheide), bùləs (Bleijerheide), knots: knùtš (Bleijerheide) hoofd [DC 01 (1931)] III-1-1
hoofd ventilator hauptsventilator: hōpsvɛntilātǫr (Bleijerheide  [(Domaniale)]   [Domaniale]), hoofdventilator: hoofdventilator (Bleijerheide  [(Domaniale)]   [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]), schachtventilator: [schacht]vɛntilātǫr (Bleijerheide  [(Domaniale)]   [Emma]) De ventilator die met de uittrekkende schacht is verbonden en zorgt voor de hoofdventilatie in de ondergrondse werken. Voor de fonetische documentatie van het woorddeel (schacht)- zie men het lemma Schacht. [N 95, 207; monogr.] II-5
hoofdbalken van de eg hauptsbalken: hōps˱balkǝ (Bleijerheide) De rechte of lichtelijk gebogen, zwaardere balkjes van het egraam, die door de lichtere scheien op een bepaalde afstand van elkaar gehouden worden. Meestal zijn - vooral bij de vierhoekige eg - in deze balken de tanden aangebracht. Voor de plaatsen waar men voor de hoofdbalken van de eg geen aparte term gebruikt, zie men het vorige lemma. [JG 1a + 1b; N 11, 69a; N 11A, 155a; monogr.] I-2
hoofddoek kopplaggetje: kop-pleksjje (Bleijerheide) hoofddoek dichtgeknoopt onder de kin [plak, pleksek, kopdeuksek, zielewermer] [N 23 (1964)] III-1-3