18549 |
broekzak opzij |
boksentas:
bokse-taasj (Q121c Bleijerheide),
zijtas:
ziej-täsj (Q121c Bleijerheide)
|
broekzak opzij [broeksebuil, boksetes, boksenbool, venget] [N 23 (1964)] || de broekzak opzij [N 59 (1973)]
III-1-3
|
18550 |
broekzak voor |
schraagtas:
sjraach = schuin [WNT: schraag (II), 1) schuins]
sjraäch-täsj (Q121c Bleijerheide),
steektas:
sjtäch-täsj (Q121c Bleijerheide)
|
zakken voor in broek, i.p.v. opzij (steekzak?) [N 59 (1973)]
III-1-3
|
20335 |
broer |
broer:
broar (Q121c Bleijerheide),
broor (Q121c Bleijerheide)
|
broer [DC 03 (1934)]
III-2-2
|
20160 |
broers en zusters (coll. niet gebruiken |
geschwister (du.):
jesjwies’ter (Q121c Bleijerheide, ...
Q121c Bleijerheide)
|
broer en zus || broers en zussen
III-2-2
|
34342 |
bronstig |
berig:
bērex (Q121c Bleijerheide),
bīrex (Q121c Bleijerheide)
|
Geslachtsdrift vertonend, gezegd van het vrouwelijk varken. [N 19, 12; N C, 4d; A 43, 20a; JG 1a, 1b, 1c, 2c; S 52, add.; N 76, add.; monogr.]
I-12
|
33864 |
bronstig, van merries |
rossig:
rø̜sex (Q121c Bleijerheide)
|
Geslachtsdrift vertonend, gezegd van merries. Een hengstige merrie reageert op de aanwezigheid van de hengst met het optillen van de staart. Ze neemt herhaaldelijk een urirende houding aan, waarbij kleine hoeveelheden urine worden geloosd, terwijl de clitorisch ritmisch naar buiten wordt geperst. Bij de afwezigheid van de hengst zijn deze symptomen minder duidelijk of soms geheel afwezig. [JG 1a, 1b, 1c, 2c; N 8, 42a en 44; N 8A, 2; monogr.]
I-9
|
20769 |
brood |
brood:
broeët (Q121c Bleijerheide)
|
brood [DC 03 (1934)]
III-2-3
|
25593 |
brood netten |
netten:
nętsǝ (Q121c Bleijerheide)
|
Het bevochtigen van de bovenzijde van deegbrood. De bedoeling van deze bewerking is om bij het bakken een mooie bruine korst te krijgen. [N 29, 40a; N 29, 30b; N 29, 39b; N 29, 40d; monogr.]
II-1
|
25613 |
brood uit de oven halen |
uittrekken:
ūstrękǝ (Q121c Bleijerheide)
|
Het brood uit de oven halen wanneer het gereed is. Een bij het woord opgegeven object "brood" is niet opgenomen. [N 29, 50; N 29, 49; OB 2, 2e; monogr.]
II-1
|
20710 |
broodje |
broodje:
krap ook wel frans brüudjere genoemd
brüudjere (Q121c Bleijerheide),
chrmoule (wa.):
met melk gebakken?
sjäermoele (Q121c Bleijerheide),
Verklw. sjeermülsje
sjeer’moel (Q121c Bleijerheide),
Zacht broodje zonder krenten.
sjeermoel (Q121c Bleijerheide),
frans broodje:
frans brüudjere (Q121c Bleijerheide),
frans-bruuëtsje (Q121c Bleijerheide),
frans’brüedsje (Q121c Bleijerheide, ...
Q121c Bleijerheide)
|
kadetje || klein, rond melkbroodje || verschillende soorten broodjes [N 29 (1967)] || Wat verstaat u onder: sjeermoel (wittebroodje of krentenbroodje?) Uitspraak a.u.b. [N 16 (1962)] || Welke dialectbenamingen kent U voor kleine wittebroodjes? (pistolee, kadetjes, kerneeke, frans broodje, spaans broodje, krombroodje, koekestel, bestel, krol, knubbeltje [N 16 (1962)] || zacht, zoet broodje met een gleuf in het midden
III-2-3
|