e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L269p plaats=Blerick

Overzicht

Gevonden: 5182
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
echo galm: galm (Blerick) een naklinkend geluid [halm, nagalm, echo] [N 91 (1982)] III-4-4
echte koekoeksbloem koekoeksbloem: kukuksblom (Blerick), kukuksblǭm (Blerick), wacholderbladeren: węi̯kǝlērblār (Blerick) Lychnis flos-cuculi L. Een algemeen voorkomende plant in graslanden met rechtopstaande stengel en roze-rode bloemen met gespleten kroonbladeren. De plant bloeit van mei tot september en komt ook wel gekweekt voor. De hoogte varieert van 30 tot 90 cm. [A 17, 2; A 49B, 2; monogr.] I-5
echtgenoot kerel: ordinair  käl (Blerick), man: man (Blerick), miene man (Blerick), miene man  man (Blerick), mine man  man (Blerick), mens: mins (Blerick), minsch (Blerick), miene mins  mins (Blerick), mine mins  mins (Blerick) (man. ) Bestaat er een woord voor man in de beteekenis van echtgenoot? [DC 05 (1937)] || [haar ~ en haar kinderen] [SGV (1914)] || de man met wie men getrouwd is [man, mens, baas] [N 87 (1981)] || man met wie je getrouwd bent (echtgenoot) [N 102 (1998)] III-2-2
echtgenote die van mich: In beschaafde kringen niet. In een gewone familie zal de man zeggen: "- - -". opm. resp.: de i van mich wordt niet uitgesproken als ie maar als i  die van mich (Blerick), mien vrouw; die van mich; det van mich (verloofde cf. VD D-N s.v. "mich"1. pers.vnw.  die van mich (Blerick), vrouw: mien vrouw (Blerick), vrouw (Blerick), wijf: ordinair  wief (Blerick) (vrouw; ) bestaat er een afzonderlijk woord voor vrouw in de beteekenis van echtgenoote? [DC 05 (1937)] || de vrouw met wie men getrouwd is [wijf, vrouw] [N 87 (1981)] || vrouw met wie je getrouwd bent (echtgenote) [N 102 (1998)] III-2-2
eczeem eczeem: haorworm is een soort apart!  exzeem (Blerick), uitslag: oetslaag (Blerick) Eczeem: jeukende huiduitslag met blaren, roodheid, vochtafscheiding, korsten en schilfers (zilt, haarworm). [N 84 (1981)] III-1-2
eed eed: eid (Blerick) eed [SGV (1914)] III-3-1
eekhoorn eekhoorntje: eikheurke (Blerick), eikörke (Blerick), eekkatsje: eiketske (Blerick), eikätske (Blerick) eekhoorn [DC 07 (1939)], [Roukens 03 (1937)] || eekhorentje [SGV (1914)] III-4-2
eekhoorntjesbrood eekhoorntjesbrood: idiosyncr.  eekhoorntjesbrood (Blerick) Eekhoorntjesbrood: een eetbare paddestoel met een bruine hoed en een lichtbruine, witgeaderde voet. Vaak wordt het vlees bij het doorbreken blauw. [N 92 (1982)] III-4-3
eelt, eeltknobbel eelt: eelt (Blerick), eeltknop: eeltknoep (Blerick), zwel: zweel (Blerick, ... ) eelt, eeltknobbel [SGV (1914)] || eelt, eeltknobbel [zweel, zweil, weer, jelt] [N 10a (1961)] III-1-2
eeltwrat, zweelwrat volspat: vǫlspat (Blerick), wrat: (mv)  vratǝ (Blerick), zweelwrat: zwelvrat (Blerick) Wratvormige uitwassen (zweel = eelt) binnenwaarts aan de hoofdschenkels van voor- en achterpoten. Ze zijn, net als de vingerafrukken bij de mens, volkomen individueel. Men veronderstelt dat ze overblijfselen van een extra teen of aanhangsel zijn. Zie afbeelding 2.27. [A 4, 2e; L 20, 2e; N 8, 32.1, 32.3, 32.4, 32.13, 32.15 en 32.16] I-9