e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L269p plaats=Blerick

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
knieband voor een stier of kalf kniehak: knihax (Blerick) IJzeren, soms houten beugel of ring aangebracht ter hoogte van de knie, meestal met een touw om de horens. Deze knieband wordt bevestigd om de koeien los te kunnen laten lopen en tevens ze in bedwang te kunnen houden. [N 3A, 14c; monogr.] I-11
knielbankje knielbankje: knielbenkske (Blerick) Het knielbankje van de kerkbank. [N 96A (1989)] III-3-3
knielkussen kussen van de bank: køͅsə van de baŋk (Blerick) Het knielkussen op de kerkbank. [N 96A (1989)] III-3-3
kniezen kniezen: knieze (Blerick) kniezen [SGV (1914)] III-1-4
knijpen knijpen: kniêpe (Blerick), kniëpe (Blerick), nijpen: niepe (Blerick), niépe (Blerick) Knellen: stijf drukken zodat daardoor een striem ontstaat (knellen, knijpen, duwen, wringen, klemmen). [N 84 (1981)] || Knijpen: vel of vlees met de vingers samenknijpen; drukken (nijpen, knijpen, pitsen). [N 84 (1981)] || nijpen [SGV (1914)] III-1-2
knikkebenen in de knie?n zakken: in de kne͂e͂n zakke (Blerick), knikkende knie?n: knikkende kneen (Blerick), met doorgeknikte knie?n lopen: met dôôrgeknikde knêên (Blerick) lopen: met doorknikkende knieën lopen [kwakken] [N 10 (1961)] III-1-2
knikker kneuter: Zeer kleine knikkers.  kneuters (Blerick), kneutertje: Zeer kleine knikkers.  kneuterkes (Blerick), kuls: køͅls (Blerick, ... ), (dunne knikker).  köls (Blerick), Gewoon formaat.  köls (Blerick) Balletjes van gebakken aarde, steen, marmer of glas [bolbaai, kets, kaaischeut, jibber, klits, ket, til, knipper, knot, marbol, marbel, mölmer, kaster, kasser, huuf, köls, kölster, vrenkel]. [N 88 (1982)] || knikker [SGV (1914)] || Verschillende soorten knikkers. [BN 03] III-3-2
knikkeren kulsen: koͅlsə (Blerick), køͅlse (Blerick), stuiteren: stuiteren (Blerick) Over het knikkerspel: het knikkeren. [N R (1968)] III-3-2
knikkerkuiltje kuiltje: kuulke (Blerick), putje: poetje (Blerick, ... ) Een holletje in de grond, door de kinderen gebruikt bij het knikkeren? [DC 21 (1952)] || Het holletje in de grond bij t knikkeren [kuil, kuiltje, putje, O, demke]. [N 88 (1982)] III-3-2
knikkers laten rollen rollen: rolle (Blerick) Knikkers laten rollen [druilen, trullen, dullen, reuzelen, dreutelen]. [N 88 (1982)] III-3-2