34221 |
knieband voor een stier of kalf |
kniehak:
knihax (L269p Blerick)
|
IJzeren, soms houten beugel of ring aangebracht ter hoogte van de knie, meestal met een touw om de horens. Deze knieband wordt bevestigd om de koeien los te kunnen laten lopen en tevens ze in bedwang te kunnen houden. [N 3A, 14c; monogr.]
I-11
|
23369 |
knielbankje |
knielbankje:
knielbenkske (L269p Blerick)
|
Het knielbankje van de kerkbank. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
23372 |
knielkussen |
kussen van de bank:
køͅsə van de baŋk (L269p Blerick)
|
Het knielkussen op de kerkbank. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
18874 |
kniezen |
kniezen:
knieze (L269p Blerick)
|
kniezen [SGV (1914)]
III-1-4
|
17920 |
knijpen |
knijpen:
kniêpe (L269p Blerick),
kniëpe (L269p Blerick),
nijpen:
niepe (L269p Blerick),
niépe (L269p Blerick)
|
Knellen: stijf drukken zodat daardoor een striem ontstaat (knellen, knijpen, duwen, wringen, klemmen). [N 84 (1981)] || Knijpen: vel of vlees met de vingers samenknijpen; drukken (nijpen, knijpen, pitsen). [N 84 (1981)] || nijpen [SGV (1914)]
III-1-2
|
18151 |
knikkebenen |
in de knie?n zakken:
in de kne͂e͂n zakke (L269p Blerick),
knikkende knie?n:
knikkende kneen (L269p Blerick),
met doorgeknikte knie?n lopen:
met dôôrgeknikde knêên (L269p Blerick)
|
lopen: met doorknikkende knieën lopen [kwakken] [N 10 (1961)]
III-1-2
|
22363 |
knikker |
kneuter:
Zeer kleine knikkers.
kneuters (L269p Blerick),
kneutertje:
Zeer kleine knikkers.
kneuterkes (L269p Blerick),
kuls:
køͅls (L269p Blerick, ...
L269p Blerick),
(dunne knikker).
köls (L269p Blerick),
Gewoon formaat.
köls (L269p Blerick)
|
Balletjes van gebakken aarde, steen, marmer of glas [bolbaai, kets, kaaischeut, jibber, klits, ket, til, knipper, knot, marbol, marbel, mölmer, kaster, kasser, huuf, köls, kölster, vrenkel]. [N 88 (1982)] || knikker [SGV (1914)] || Verschillende soorten knikkers. [BN 03]
III-3-2
|
22361 |
knikkeren |
kulsen:
koͅlsə (L269p Blerick),
køͅlse (L269p Blerick),
stuiteren:
stuiteren (L269p Blerick)
|
Over het knikkerspel: het knikkeren. [N R (1968)]
III-3-2
|
22364 |
knikkerkuiltje |
kuiltje:
kuulke (L269p Blerick),
putje:
poetje (L269p Blerick, ...
L269p Blerick,
L269p Blerick)
|
Een holletje in de grond, door de kinderen gebruikt bij het knikkeren? [DC 21 (1952)] || Het holletje in de grond bij t knikkeren [kuil, kuiltje, putje, O, demke]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
22471 |
knikkers laten rollen |
rollen:
rolle (L269p Blerick)
|
Knikkers laten rollen [druilen, trullen, dullen, reuzelen, dreutelen]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|