e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L269p plaats=Blerick

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
meetje steken steken: staeke (Blerick, ... ) Het spel waarbij men centen werpt in een bepaald vak [meetje steken, mitjezzen, flikken]. [N 88 (1982)] III-3-2
meevaller mazzeltje: mazzeltje (Blerick) een voordeel dat bij toeval verkregen wordt [trek, roef, roefel, brentje, hasard, bijval] [N 89 (1982)] III-3-1
meiboom meiboom: meiboum (Blerick) De omstreeks 1 mei op het dorpsplein opgerichte boom die, met linten en kransen versierd, het middelpunt van allerlei volksvermaken vormde [meiboom]. [N 88 (1982)] III-3-2
meid, dienstmeid dienstbode: dēnsbǭ (Blerick), dienstmeisje: dēnsmɛtsǝ (Blerick), meid: mɛi̯t (Blerick) Meid is een noordelijke vorm, een samentrekking uit maged, maagd. Kok en keukense slaan op de keukenmeid. Dienstbode is een expansie uit de (Noord-)Nederlandse standaardtaal. [L 1, a-m; L 1u, 156; L 38, 10; RND 118; R 12, 30; S 6 en 23; Wi 6; monogr.] I-6
meidoorn hegdoorn: hèkdoare (Blerick), meidoorn: de vruchten worden genoemd haagäppelkes  meidooren (Blerick) haagdoorn [SGV (1914)] || meidoorn [DC 13 (1945)] III-4-3
meikever meikegel: meikaegel (Blerick, ... ), meikägel (Blerick), meikêgel (Blerick), meikever: maij kaever (Blerick), meikaever (Blerick, ... ), meikever (Blerick, ... ), meikēēver (Blerick), meikêver (Blerick) Hoe noemt u de meikever: een soort kever, 24-30mm lang; met dekschild, de poten en sprieten zijn bruinrood, de kop en het borststuk zwart met op de onderzijde een dichte witte beharing; de buiksegmenten zijn zwart met aan elke zijde een opvallende, helwit [N 83 (1981)] || meikever [Roukens 03 (1937)], [SGV (1914)] || meikever, algemeen [DC 18 (1950)] III-4-2
meiraap meiknolletje: mei’knòlkes (Blerick), meiraap: mei’raap (Blerick) De meiraap, een vroege variëteit van de raap (meiraap, tolletje, knolletje, kelen, raap). [N 82 (1981)] I-7
meisje meidje: madje (Blerick), mädje (Blerick), mèdje (Blerick), mètje (Blerick), wicht: klein wicht-meidje-groot vrouwmens  klein wich (Blerick) (meisje;) Zijn er verschillende namen voor kinderen van verschillende leeftijden? [DC 05 (1937)] || meisje [SGV (1914)] || meisje; (Zijn er verschillende namen voor kinderen van verschillende leeftijden?) [DC 05 (1937)] III-2-2
meisje met wie een jongen verkering heeft bruidje: mien bruutje  bruutje (Blerick), dat van mich: det van mich (Blerick), gewone stand zegt: ---; betere standen zullen het meisje altijd bij de naam noemen  det van mich (Blerick), meid: de meid (Blerick), mien meit  meit (Blerick), minachtend  meid (Blerick), meidje: mèdje (Blerick), ⁄t maedje (Blerick), (meid = ordinair)  mädje (Blerick), mien metje  metje (Blerick), mokkeltje: mien mokkeltje  mokkeltje (Blerick) het meisje met wie men verkering heeft [parmeteit, meid, fem, frul, caprice] [N 87 (1981)] || Hoe noemt men het meisje met wie men verkeering heeft? (Hoe noemt men haar, wanneer men met haar verloofd is?) [DC 05 (1937)] III-2-2
meisje met wie men verloofd is aanstaande: aanstaonde (Blerick), mien aanstaonde  aanstaonde (Blerick), bruidje: mien bruutje  bruutje (Blerick), dat van mich: det van mich (Blerick), meid: de meid (Blerick), mien meit  meit (Blerick), meidje: ⁄t maedje (Blerick), mien metje  metje (Blerick), mokkeltje: mien mokkeltje  mokkeltje (Blerick), verloofde: mien -  verloofde (Blerick) Hoe noemt men haar, wanneer men met haar verloofd is? (Hoe noemt men het meisje met wie men verkeering heeft?) [DC 05 (1937)] || verloofde [vrouwelijk] [fem, frul, caprice] [N 87 (1981)] III-2-2