18695 |
overhemd |
engels hemd:
ingels hemd (L269p Blerick),
ingelshaemd (L269p Blerick),
overhemd:
euverhemp (L269p Blerick),
sporthemd:
sporthaemd (L269p Blerick),
sporthemd (L269p Blerick)
|
overhemd [ingels hemd, sporthemd, frontj] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
17889 |
overhoop halen |
overhoop halen:
euverhaop haole (L269p Blerick),
euverhaup haole (L269p Blerick)
|
Overhoop halen (modden). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
18553 |
overjas (alg.) |
overjas:
euverjas (L269p Blerick, ...
L269p Blerick,
L269p Blerick,
L269p Blerick,
L269p Blerick,
L269p Blerick,
L269p Blerick)
|
herenoverjas; inventarisatie huidige uitdrukkingen; betekenis/uitspraak [N 25 (1964)] || herenoverjas; inventarisatie vero uitdrukkingen; betekenis/uitspraak [N 25 (1964)] || jas, lange zwarte (over)~ [pergeerjas, -keel, flankert] [N 23 (1964)] || overjas, lange ~, dik en warm [euverpalto, palzeer, jaager] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
19484 |
overloop |
overloop:
euverloap (L269p Blerick)
|
Hoe noemt u de vloer boven tussen de hoogste trede van de trap en de deuren van de kamers? (overloop, allee, denter) [N 104 (2000)]
III-2-1
|
33560 |
overrijp, beurs |
melig:
maelig (L269p Blerick)
|
Te rijp en daardoor droog en korrelig, gezegd van een vrucht (meelachtig, melen, versleten, melig). [N 82 (1981)]
I-7
|
25065 |
overschot, restant |
klats:
⁄n klats (L269p Blerick),
klatsje:
kletske (L269p Blerick),
rest:
de res (L269p Blerick)
|
dat wat over is gebleven van een oorspronkelijk aantal, hoeveelheid of geheel [rammenant, rest, solde, klak] [N 91 (1982)] || een klein overschot [kwets, kwats, klats, klets, klas] [N 91 (1982)] || een overgebleven brok van een of andere hoeveelheid [klik] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
19056 |
overtuigd |
overtuigd:
euvertuugd (L269p Blerick)
|
overtuigd [SGV (1914)]
III-1-4
|
19050 |
overtuigen |
overtuigen:
euvertuge (L269p Blerick)
|
overtuigen [SGV (1914)]
III-1-4
|
21168 |
overweg |
overweg:
euverwaeg (L269p Blerick, ...
L269p Blerick),
euverweëg (L269p Blerick)
|
de plaats waar men een spoorweg kan oversteken [overweg, bareel] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
24340 |
paaien |
gieten:
(? - moelijk leesbaar)
geete (L269p Blerick),
kuitschieten:
koêt schēéte (L269p Blerick),
kōēt schēte (L269p Blerick)
|
Hoe noemt u eieren leggen, kuit schieten, gezegd van vissen (schodderen, rogen, paaien, aangaan) [N 83 (1981)]
III-4-2
|