e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Blitterswijck

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
klompriem klompenbandje: klōmpǝbɛntjǝ (Blitterswijck) Leren band die over de klompopening van de lage en halfhoge klomp wordt bevestigd om te zorgen dat men de klomp tijdens het lopen niet verliest. De klompriem werd doorgaans niet door de klompenmaker, maar door de handelaar of door de klant zelf aangebracht. Een leren band op de klomp spijkeren noemde men in Sint-Truiden (P 176): een klonk beslaan (ǝnǝ kluŋk˱ bǝslōn). [N 60, 214c; N 97, 143; monogr.] II-12
klompspijkertje klompennagel: klōmpǝnāgǝl (Blitterswijck) Kort spijkertje met brede, platte kop waarmee de klompenriem aan de klomp wordt vastgemaakt. [N 97, 144; monogr.] II-12
klopper, garde kloprijsje: kloͅpriskə (Blitterswijck), rijsje: riskə (Blitterswijck) klopper van twijgen gemaakt || klopper voor het bereiden van eten, gemaakt van dunne geschilde berkentakjes, garde III-2-1
kluit fom: vom (Blitterswijck) een uit klei en kolengruis gemaakte bal, die in de kachel gestookt werd III-2-1
kluit aarde kluit: klȳt (Blitterswijck) [N 27, 36; S 18; R 3, 8; L 28, 8; L 28, 9; L 1a-m; L B2, 290; ALE 257; Vd.; monogr.] I-8
kluwen kluwen: klou-we (Blitterswijck) kluwen [SGV (1914)] III-1-3
knecht knecht: enne neije knēcht (Blitterswijck) knecht, een nieuwe ~ [SGV (1914)] III-3-1
knecht, algemeen boden (coll.): bōi̯ǝ (Blitterswijck), boerenknecht: būrǝknēxt (Blitterswijck), daghuurder: daxhydǝr (Blitterswijck), knecht: knēxt (Blitterswijck) [L 1, a-m; S 26; Wi 8; monogr.; add. uit S 6] I-6
knellen duwen: douwe (Blitterswijck), knijpen: kniepe (Blitterswijck) knellen [SGV (1914)] III-1-2
kneu heikneuter: heikneuter (Blitterswijck) heikneuter III-4-1