e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Blitterswijck

Overzicht

Gevonden: 2572
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
hoefstal, noodstal hoefstal: hufstāl (Blitterswijck), noodstal: nǫatstal (Blitterswijck) Een uit houten planken of metalen buizen vervaardigd gestel dat vóór of in de smidse is opgesteld. Wanneer een paard moet worden beslagen, wordt het in de hoefstal geplaatst. Zie ook afb. 220. [N 33, 6; N 33, 374; S 14; L 1a-m; L 1u, 96; L B2, 278; A 43, 15; JG 1a, 1b, 2c; monogr.] II-11
hoek (tussen twee lijnen) hoek: hoek (Blitterswijck) hoek [SGV (1914)] III-4-4
hoepel bandel: ban-del (Blitterswijck) hoepel [SGV (1914)] III-3-2
hoepelen bandelen: ban-de-le (Blitterswijck) hoepelen [SGV (1914)] III-3-2
hoest hoest: hoest (Blitterswijck) hoest [SGV (1914)] III-1-2
hoeveelheid hooi die men opsteekt flok: slǫk (Blitterswijck) De hoeveelheid hooi die de opsteker in één keer met z''n gaffel aangeeft aan de optasser. Zie voor het vocalisme van het woordtype riek de opmerking in de semantische toelichting bij het lemma ''houten schudgaffel'' en bij het lemma ''hooihark''.' [N 14, 118; A 34, 5a] I-3
hom melkkuit: melkkoet (Blitterswijck) hom, mann. viszaad III-4-2
hommel hommel: hom-mel (Blitterswijck), mooshommel: klein soort bruine hommel die op de grond woont in een nest van mos en droge halmen  mōshómmel (Blitterswijck) hommel [SGV (1914)] || hommel, soort III-4-2
homp, brok, klont klont: ps. boven de ó moet nog een lengteteken staan; deze combinatieletter is niet te maken!  klónt (Blitterswijck), kluit: kluut (Blitterswijck), Enne klüt dieëg: een klomp deeg.  klüt (Blitterswijck), knoep: knoep (Blitterswijck) klont, kluit || kluit [SGV (1914)] III-4-4
hond hond: hŏŏnd (Blitterswijck) hond [SGV (1914)] III-2-1