e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Blitterswijck

Overzicht

Gevonden: 2572
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
huiveren schuiveren: schuvere (Blitterswijck) huiveren [SGV (1914)] III-1-2
hul hul: hul (Blitterswijck) hul (kap) [SGV (1914)] III-1-3
hulp, bijstand hulp: hölp (Blitterswijck) hulp III-1-4
huurpenning inpenning: [sic; bij andere woorden: ien- in]  ien-pen-ning (Blitterswijck) huurpenning [SGV (1914)] III-3-1
huwelijk trouw, de -: den trouw (Blitterswijck) huwelijk [SGV (1914)] III-2-2
iemand luidruchtig berispen kijven: kīēve (Blitterswijck), smalen: smèle (Blitterswijck) kijven || schimpen, kijven III-1-4
iemand prijzen prijzen: prīēze (Blitterswijck), stuiten: stütte (Blitterswijck) prijzen, lof toezwaaien || prijzen, lofspreken van III-1-4
iemand zijn gang laten gaan betijen: beteejd (Blitterswijck), beteejen (Blitterswijck) betijen [SGV (1914)] III-1-4
iemands overlijden aanzeggen de dood aanzeggen: door de naobere  den doeëd ánzegge (Blitterswijck), op de begrafenis noden: door de naobere  op de begräffenis nuuëje (Blitterswijck), ter lijk bidden: taak van naober  ter liek bèje (Blitterswijck) aanzeggen || uitnodigen op de begrafenis || voorp de begrafenis uitnodigen III-2-2
iets goedmoeds doen goedig: goeiig (Blitterswijck) goedig III-1-4