17570 |
hoofd |
hoofd:
høyt (L317p Bocholt),
høͅjt (L317p Bocholt),
kop:
de aren van ziene kop (L317p Bocholt),
de ø͂ͅrə van zine kop (L317p Bocholt),
koͅp (L317p Bocholt)
|
de aderen van zijn voorhoofd [ZND 19 (1936)] || hoofd [N 10b (1961)], [ZND m]
III-1-1
|
17571 |
hoofd (spotnamen) |
knikker:
knekər (L317p Bocholt),
kobbes:
ku(ə)bəs (L317p Bocholt),
moeshoofd:
moshøyt (L317p Bocholt)
|
[N 10 (1961)]
III-1-1
|
23420 |
hoofdaltaar |
hoofdaltaar:
hoefdaltaor (L317p Bocholt)
|
Het voornaamste altaar, midden in het priesterkoor [hoogaltaar, hoofdaltaar, hoopaltooër?]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
32771 |
hoofdbalken van de eg |
balken:
(sg bau̯.k)
bɛi̯.k (L317p Bocholt)
|
De rechte of lichtelijk gebogen, zwaardere balkjes van het egraam, die door de lichtere scheien op een bepaalde afstand van elkaar gehouden worden. Meestal zijn - vooral bij de vierhoekige eg - in deze balken de tanden aangebracht. Voor de plaatsen waar men voor de hoofdbalken van de eg geen aparte term gebruikt, zie men het vorige lemma. [JG 1a + 1b; N 11, 69a; N 11A, 155a; monogr.]
I-2
|
34638 |
hoofdbord |
bred:
briǝt (L317p Bocholt),
kop:
kǫp (L317p Bocholt)
|
Vaste, schuin boven het wiel geplaatste voorwand van de kruiwagen. [N 18, 98b + 99 + add; N G, 53c; JG 1a; JG 1d; monogr]
I-13
|
18187 |
hoofddoek |
doek:
dōk (L317p Bocholt),
plag:
plak (L317p Bocholt, ...
L317p Bocholt)
|
Hoofdbedekking ter bescherming tegen de felle zon in de oogsttijd. De laatste opgaven van het lemma, met het type hoed, zijn allicht geen hoofddoeken, maar hoofdbedekkingen. [JG 1a, 1b, 1c, 1d, 2c] || hoofddoek dichtgeknoopt onder de kin [plak, pleksek, kopdeuksek, zielewermer] [N 23 (1964)]
I-4, III-1-3
|
20767 |
hoofdkaas |
hoofdkaas:
heikiês (L317p Bocholt),
heͅi̯kiəs (L317p Bocholt),
høͅytkīəs (L317p Bocholt),
Ook hier staat heid voor hoofd Di-j van Miêve wère waal ins de Heikiêsvrèters geneemd: ze make den heikiês möt de moertelmiêle
heidkiês (L317p Bocholt)
|
hoofdkaas [Goossens 1b (1960)] || varkenskop die gekookt, gehakt en geperst wordt en in schalen of teilen wordt gemaakt; hoofdkaas [ZND 49 (1958)]
III-2-3
|
23305 |
hoofdkap van vrouwelijke religieuzen |
begijnenkap:
bəgīnəkap (L317p Bocholt)
|
hoofdkap van vrouwelijke religieuzen [N 25 (1964)]
III-3-3
|
19654 |
hoofdkussen |
kopkussen:
koͅpkøsən (L317p Bocholt)
|
hoofdkussen [ZND 27 (1938)]
III-2-1
|
24344 |
hoofdluis |
luis:
lūs (L317p Bocholt),
ook in ZND BrA2, 394
lūs (L317p Bocholt)
|
luis [ZND m]
III-4-2
|