e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Bocholt

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
hoofd hoofd: høyt (Bocholt), høͅjt (Bocholt), kop: de aren van ziene kop (Bocholt), de ø͂ͅrə van zine kop (Bocholt), koͅp (Bocholt) de aderen van zijn voorhoofd [ZND 19 (1936)] || hoofd [N 10b (1961)], [ZND m] III-1-1
hoofd (spotnamen) knikker: knekər (Bocholt), kobbes: ku(ə)bəs (Bocholt), moeshoofd: moshøyt (Bocholt) [N 10 (1961)] III-1-1
hoofdaltaar hoofdaltaar: hoefdaltaor (Bocholt) Het voornaamste altaar, midden in het priesterkoor [hoogaltaar, hoofdaltaar, hoopaltooër?]. [N 96A (1989)] III-3-3
hoofdbalken van de eg balken: (sg bau̯.k)  bɛi̯.k (Bocholt) De rechte of lichtelijk gebogen, zwaardere balkjes van het egraam, die door de lichtere scheien op een bepaalde afstand van elkaar gehouden worden. Meestal zijn - vooral bij de vierhoekige eg - in deze balken de tanden aangebracht. Voor de plaatsen waar men voor de hoofdbalken van de eg geen aparte term gebruikt, zie men het vorige lemma. [JG 1a + 1b; N 11, 69a; N 11A, 155a; monogr.] I-2
hoofdbord bred: briǝt (Bocholt), kop: kǫp (Bocholt) Vaste, schuin boven het wiel geplaatste voorwand van de kruiwagen. [N 18, 98b + 99 + add; N G, 53c; JG 1a; JG 1d; monogr] I-13
hoofddoek doek: dōk (Bocholt), plag: plak (Bocholt, ... ) Hoofdbedekking ter bescherming tegen de felle zon in de oogsttijd. De laatste opgaven van het lemma, met het type hoed, zijn allicht geen hoofddoeken, maar hoofdbedekkingen. [JG 1a, 1b, 1c, 1d, 2c] || hoofddoek dichtgeknoopt onder de kin [plak, pleksek, kopdeuksek, zielewermer] [N 23 (1964)] I-4, III-1-3
hoofdkaas hoofdkaas: heikiês (Bocholt), heͅi̯kiəs (Bocholt), høͅytkīəs (Bocholt), Ook hier staat heid voor hoofd Di-j van Miêve wère waal ins de Heikiêsvrèters geneemd: ze make den heikiês möt de moertelmiêle  heidkiês (Bocholt) hoofdkaas [Goossens 1b (1960)] || varkenskop die gekookt, gehakt en geperst wordt en in schalen of teilen wordt gemaakt; hoofdkaas [ZND 49 (1958)] III-2-3
hoofdkap van vrouwelijke religieuzen begijnenkap: bəgīnəkap (Bocholt) hoofdkap van vrouwelijke religieuzen [N 25 (1964)] III-3-3
hoofdkussen kopkussen: koͅpkøsən (Bocholt) hoofdkussen [ZND 27 (1938)] III-2-1
hoofdluis luis: lūs (Bocholt), ook in ZND BrA2, 394  lūs (Bocholt) luis [ZND m] III-4-2