e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Bocholt

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
meidoorn haagdoorn: zie ook ZND01, a-m en ZND24, 039b, apart ingevoerd  haagdeure (Bocholt) haag- of meidoorn, met witte bloemen [ZND 24 (1937)] III-4-3
meikever eikenmulder: ook in ZND 01u, 159 en ZND 16, 005;  eikemoller (Bocholt), eikemø͂ͅlder (Bocholt), mulder: mölder (Bocholt) meikever [ZND 01 (1922)] III-4-2
meineed valse eed: valsen eed (Bocholt) een valse eed, meineed [N 96D (1989)] III-3-1
meisje gors: nogal denigrerend  gòrs (Bocholt), maagdje: meigtsje (Bocholt), afleiding van maagd  mèègdsje (Bocholt), pul: pöl (Bocholt), vrouwtje: vruiwke (Bocholt), wicht: wècht (Bocholt) een (niet noodzakelijk) kleinevrouw, als een jeugdig meisje || knap en flink meisje || meisje [ZND 11 (1925)] III-2-2
meisje met wie een jongen verkering heeft liefste: leefste (Bocholt), maagdje: maegtje (Bocholt) het meisje met wie men verkering heeft [parmeteit, meid, fem, frul, caprice] [N 115 (2003)] III-2-2
meisje met wie men verloofd is wicht: wècht (Bocholt) verloofde of vriendin III-2-2
meisjeshemd maagdjeshemdje: Spelling: <`> = sjwa.  maegdj`shumpke (Bocholt) Meisjesondergoed, meisjeshemd [N 114 (2002)] III-1-3
meisjesmuts met afhangende strook kapmuts: kapmøͅts(kə) (Bocholt) meisjesmuts die nauw om het hoofd sluit en met een strook afhangt tot op de schouders [kaaper, kappelin, kapmöts] [N 25 (1964)] III-1-3
mekkeren beuken: bȳkǝ (Bocholt), bleten: blē̜i̯tǝ (Bocholt) Geluid voortbrengen, gezegd van de geit. [N 19, 76b; monogr.] I-12
melaatsheid melaats: m’laats (Bocholt) Melaatsheid: lepra, in de huid ontstaan knobbels; de ziekte kan tot afschuwelijke verminkingen leiden (leproosheid, lepra, melaats, lazerij). [N 107 (2001)] III-1-2