e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Bocholt

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
oppoken oprokelen: ǫprǭkǝlǝ (Bocholt) Het vuur oppoken. [N 29, 8a; OB 2, 2b; monogr.] II-1
oprispen rupselen: Vgl. de informant afkomstig van oprispen.  røͅypsələ (Bocholt) oprisping hebben gepaard gaande met een zure smaak in de mond [opzuure] [N 10 (1961)] III-1-2
opscheppen blagueren (< fr.): (vgl. A.N. brageren is pronken) di-j is nûw ins alti-jd aan ¯t blagère iêver hèèr hûs, hèèr kleijer, hèèr keiner ...  blagère (Bocholt), bronken: De moos ze ins zeen brònke möt hère nûwe mantel  brònke (Bocholt) pochen, opscheppen || pronken, opscheppen III-1-4
opschepper blaas: is mich det ein dikke bloas  bloas (Bocholt), blagueur (fr.): Syn. bluffer of blufkònt  blageur (Bocholt), bluffer: bluffer (Bocholt), blufkont: blufkont (Bocholt), jan-mijn-kloten: eine jan-mi-jn-klute (Bocholt), kale jakker: ki-jk mich dèè kale jakker(d) ins iêver de stroat paradère es want hèè hiêl Bree aan zi-jn kònt hèèt hange  kale jakker (Bocholt), kale kus-mijn-kloten: eine kale kis-mi-jn-klute (Bocholt), stoefer: Verklw. stoeferke  stoefer (Bocholt) dwaas, opschepper || een verwaande aansteller || grootspreker || opschepper || opschepper, die daartoe eigenlijk geen reden heeft III-1-4
opschuiven opschuiven: opsjuuve (Bocholt), opzij gaan: opziej goeën (Bocholt) Opschuiven: in zijwaartse richting schuiven (opschikken, schavielen, opschuiven, opzij gaan) [N 108 (2001)] III-1-2
opslagplaats voor brood magazijn: magǝzin (Bocholt) Het kan hier gaan om een aparte ruimte voor het opslaan van brood. Daarop wijzen woordtypen als "broodkamer", "broodmagazijn", "broodhok". De informant van L 270 vermeldt inderdaad dat het een ruimte is aansluitend naast de bakkerij. Andere woordtypen als "broodrek", "lader", "broodschap" duiden erop dat deze opslagplaats niet perse een apart vertrek hoeft te zijn. [N 29, 105d; N 29, 105e] II-1
opstaan hei: ē̜i̯ (Bocholt), op: ǫp (Bocholt) Voermansroep om het paard op te doen staan. [N 8, 95j] I-10
opstapelen van graanzakken opstapelen: opstapelen (Bocholt) Zakken met graan op een hoop zetten. [L 27, 24] I-4
opsteken van de schoven opsteken: ǫpstē̜.kǝ (Bocholt) Het op de oogstkar laden van de gedroogde schoven. Dit gebeurt door twee personen, de één, de opsteker (zie het lemma ''opsteker'', 5.1.4) steekt de schoven met een oogstgaffel van het hok naar de kar omhoog, waar de ander, de tasser (zie het lemma ''tasser op de wagen'', 5.1.5) de schoven aanneemt en in lagen (zie het lemma ''laag schoven op de wagen'', 5.1.7) op de oogstkar tast. Vergelijk ook het lemma ''hooi opladen'' (5.1.5) in aflevering I.3.' [JG 1a, 1b, 2c; monogr.] I-4
opsteker opsteker: ǫpstē̜kǝr (Bocholt, ... ) Degene die de schoven met de gaffel,opsteekt naar de tasser op de wagen. Vergelijk de toelichting bij het lemma ''opsteken'' (5.1.3) en het lemma ''opsteker'' (5.1.6) in aflevering I.3, van hooi op de oogstkar. [N 15, 40; monogr.; add. uit JG 1a, 1b] || Degene die het hooi met de oogstgaffel opsteekt naar de optasser op de wagen. [N 14, 121a; A 34, 3a] I-3, I-4