e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Bocholt

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
prutswerk geknoei: waat ein geknőe͂i (Bocholt), oe = boer, lange oe  waat ein geknoeij (Bocholt), smerig vuil: lange oe  smierig voel (Bocholt) Wat een geknoei (slecht en slordig werk). [ZND 35 (1941)] III-1-4
puber bakvis: bakvis  bakvös (Bocholt), jong: jonk (Bocholt), jong ding: vrouw  jonk dingk (Bocholt), jong mannetje: mann.  jonk menneke (Bocholt) benaming voor aankomend meisje || iemand van jeugdige leeftijd (jongere) [N 102 (1998)] III-2-2
pudding podding: s Zòndigs mook uis moder dèk sjòkkelate podding  podding (Bocholt), Syst. Frings  poͅdeŋ (Bocholt) pudding || Pudding (bodding, podding?) [N 16 (1962)] III-2-3
puimsteen puimsteen: pomstęjn (Bocholt), pūǝmstęjn (Bocholt) Lichte poreuze gestolde lava met een sponsachtig uiterlijk voor het polijsten van houtwerk en het inschuren van natte grondverf. De 'Gotlandsteen' (Q 162) is een zeer fijnkorrelige zandsteen uit Gotland in Zweden, harder dan puimsteen, die voor fijn schuurwerk wordt gebruikt. [S 29; L 40, 80; N 67, 60c; Renders 1; monogr.] II-9
puistjes brobbels: brobəls (Bocholt) puistjes [bultjes, botsels, brobbels] [N 10 (1961)] III-1-2
pullover pullover: pelover (Bocholt) pullover truivest met mouwen zonder knopen [N 23 (1964)] III-1-3
punaise punaise (fr.): p`naes (Bocholt) Duimspijker. III-3-1
punt van het blad van de zeis punt: pønt (Bocholt), tip: tøp (Bocholt) De scherpe punt aan het blad van de zeis, aan het uiteinde tegenover de arend en de hak. Zie afbeelding 5, nummer 3. [N 18, 68c; JG 1a, 1b, 2c; monogr.] I-3
puntmuts puntmuts: puntmöts(kə) (Bocholt), pøntmøͅts (Bocholt) muts, wollen spits toelopende ~ met pluim of kwast [N 25 (1964)] || puntmuts, hoofdkapje dat van achteren spits toeloopt [N 25 (1964)] III-1-3
pupil kijker: kiëk`r (Bocholt), pupil: pupil (Bocholt) Pupil: het donkere gedeelte van het oog dat wijder of nauwer wordt naarmate er meer of minder licht in valt (pupil, kijker, oogappel). [N 106 (2001)] III-1-1