id | Begrip | Trefwoord: dialectopgave (plaats) | Omschrijving |
---|---|---|---|
18727 | scheerapparaat | scheermachine: Spelling: <`> = sjwa. sjaerm`sjien (Bocholt) | Een electrisch scheerapparaat [scheermachine, scheerder] [N 114 (2002)] III-1-3 |
18402 | scheermes | scheermes: Spelling: <`> = sjwa. sjaermes (Bocholt) | Een scheermesje. Een mes waarmee men de baardharen afscheert [scheermes, schars, schors] [N 114 (2002)] III-1-3 |
34587 | schei | schei: š˙ęi̯ (Bocholt), scheien: šęi̯.ǝ (Bocholt) | Elk van de houten balkjes die de berries verbinden en scheiden en zo de berries evenwijdig houden. Deze balkjes worden door openingen in de berries gestoken en door middel van spieën stevig vastgezet. Het aantal scheien van een kar is afhankelijk van de lengte van de berries. Een hoogkar heeft bijgevolg meer scheien dan een stortkar. [N 17, 24 + 40; N 8, 106; N G, 56e + 58a; JG 1a, JG 1b; monogr] I-13 |
34635 | scheienkruiwagen | scheienkar: šęi̯ǝkar (Bocholt), scheienkruikar: šęi̯ǝkrukǝr (Bocholt) | De scheienkruiwagen is volgens Theuwissen (1969), pag. 71 een typisch Limburgs kruiwagentype. "Het bodemvlak bestaat uit een aantal dwarslatten, meestal zes, zonder bedekking met planken. Het hoofdbord heeft vijf of zes scheien tussen de bovenrand en de achterste dwarslat van de bodem; ook het hoofdbord heeft geen planken bedekking." Men treft dit type aan in het noorden van Belgisch Limburg en het Maasland. [N G, 51 + 52f; N 18, 97a-b; L 16, 19b; A 42, 15; monogr.] I-13 |
19070 | schelden, schimpen | schampen: sjampe (Bocholt), schelden: Samenst. sjelmechtig, sjelmeri-j sjelle (Bocholt), sjamfoeteren: fr. Jean foutre sjamfoetere (Bocholt) | opspelen, uitschelden || schelden, uitschieten in || schimpen III-1-4 |
33440 | schelftakkenbossen, schelfhorden | mutserden: mø̜tǝrtǝ, mø̜tǝrdǝ (Bocholt), rijzer: rīzǝr (Bocholt) | Boven op de beide balkenlagen van de schelf worden ter vorming van de zoldering (ter afdichting) takkenbossen gespreid. Het gebruik van takkenbossen is bij lange na niet algemeen. Een aantal benamingen die op de gebruikte takjes of roeden duiden, kunnen ook in gebruik zijn voor de schelfhorden als deze van takjes of roeden gevlochten worden. De schelfhorden bestaan uit gevlochten matten van twijgen of uit oude lappen stof. Om de afdichting te verbeteren wordt soms leem of stro gebruikt. [N 4A, 13c; N 4, 70] I-6 |
18952 | schelm | schelm: Det hauw mich dèè sjelm fi-jn gelapt sjelm (Bocholt) | slimme guit III-1-4 |
24897 | schemeren | schemeren: duister worden (zelden gebruikt). šémərə (Bocholt) | schemeren; inventarisatie uitdrukkingen; betekenis/uitspraak [N 22 (1963)] III-4-4 |
17728 | schemeren van de ogen | sterren zien: ex zēn sterə (Bocholt) | schemeren voor de ogen, sterretjes zien [mijn oogen schiemere] [N 10 (1961)] III-1-1 |
25023 | schemering, valavond | het vallen van de avond: het valle van den oavendj (Bocholt), schemer: sjiemer (Bocholt) | Hoe heet de schemering (de tijd voor het donker wordt) ? [ZND 42 (1943)] III-4-4 |