21368 |
schreeuwen |
schreeuwen:
šriǝvǝ (L317p Bocholt),
šrīǝvǝ (L317p Bocholt)
|
Het schreeuwen van een varken ten teken van honger of bij het slachten. [N 19, 24; JG 1a, 1b; N 76, 33; monogr.; N 19, Q 111 add.]
I-12
|
21768 |
schrijven |
schrijven:
sjrieve (L317p Bocholt),
sjrieven (L317p Bocholt)
|
Noem het (dialect)woord voor: het "met een stift, pen, potlood, krijt enz. aanbrengen van letters of cijfers op papier of een ander vlak voorwerp"? [schrijven] [N 102 (1998)]
III-3-1
|
33816 |
schrikachtig |
schouw:
šuu̯ (L317p Bocholt)
|
Gezegd van schichtige, schuwe paarden, die angst hebben voor plotselinge geluiden en bewegingen. Zij slaan dan eventueel op hol, zodat zij streng aan de lijn gehouden dienen te worden. [JG 1a; N 8, 64j en 64k]
I-9
|
22482 |
schrikkeljaar |
schrikkeljaar:
sjrikk`ljaor (L317p Bocholt)
|
Schrikkeljaar.
III-3-2
|
19661 |
schrobben |
schrobben:
sjròbbe (L317p Bocholt)
|
schrobben
III-2-1
|
19536 |
schrobbezem |
schrobborstel:
sjròbborstel (L317p Bocholt),
šrōboͅrstəl (L317p Bocholt),
šrōp˂boͅrstəl (L317p Bocholt),
m.
šrōp˂boͅrstəl (L317p Bocholt)
|
bezem om de vloeren mee te schrobben (boender, schrobbessem, wasser, luiwagen) [N 20 (zj)] || borstel; inventarisatie benamingen; betekenis/uitspraak [N 20 (zj)] || schrobborstel
III-2-1
|
19411 |
schroeien |
schrillen:
schrullen (L317p Bocholt),
sjrille (L317p Bocholt),
snerken:
snörke (L317p Bocholt),
verschrillen:
verschrulle (L317p Bocholt)
|
bijna verbranden || schroeien [ZND 06 (1924)] || schroeien (zengen) [ZND 08 (1925)]
III-2-1
|
18844 |
schuchter |
verlegen:
ook materiaal znd 21, 36
verleigen (L317p Bocholt)
|
schuchter (bloode) [ZND 01 (1922)]
III-1-4
|
32593 |
schudden met de riek |
schudden:
šø̜dǝ (L317p Bocholt)
|
Bij het mest spreiden maakt men met de riek telkens al schuddende een slingerende beweging. [N M, 12b; N 11A, 24; JG 1a + 1b; monogr.]
I-1
|
19565 |
schuier |
klederborstel:
klēͅi̯ərboͅrstəl (L317p Bocholt),
niet duidelijk of het een i of een j is
klēͅi̯ərboͅrstəl (L317p Bocholt)
|
borstel; inventarisatie benamingen; betekenis/uitspraak [N 20 (zj)]
III-2-1
|