e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Bocholt

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
zachtharige bezem keerborstel: ki(ə)rboͅrstəl (Bocholt), kirboͅrstəl (Bocholt) bezem, zachtharig, waarmee men binnenshuis stof bijeenveegt (veger) [N 20 (zj)] III-2-1
zadeldak dak: dāk (Bocholt) Dak in de vorm van twee gelijkhellende, rechthoekige dakschilden, die in de nok samenkomen. [N 4A, 22; N 54, 170b; div.] II-9
zak in de onderrok rokmaal: roͅkmāl (Bocholt) zak in de onderrok [rokketes, moederkenszak] [N 24 (1964)] III-1-3
zak in kledingstuk maal: maal (Bocholt), Spelling: <`> = sjwa.  maal (Bocholt) Hoe noemt U een van de zakken van een kledingstuk (tes, zak?)? [N 62 (1973)] || Zak in een kledingstuk [zak, tes, maal] [N 114 (2002)] III-1-3
zak op een schort maal: māl (Bocholt) zak op een schort [pooier] [N 24 (1964)] III-1-3
zakdoek maalplag: maaplak (Bocholt) zakdoek [zakneusdoek, tesneuzik, plak, sjnoefsplak, sjnuutelsplak, seplak, sjnekker] [N 23 (1964)] III-1-3
zakgeld pree: pree (Bocholt), pree (<fr.): ps. omgespeld volgens Frings.  prē (Bocholt), zondagsgeld: zondagsgeld (Bocholt) zakgeld (traktement, pree?) [N 21 (1963)] || zakgeld [traktement, pree?] [N 21 (1963)] III-2-2, III-3-1
zakhorloge horloge: Spelling: &lt;`&gt; = sjwa.  g`rloezie (Bocholt) Zakhorloge. Uurwerk dat men aan een ketting in het vestzakje of de broekzak draagt [uur, knol, raap] [N 114 (2002)] III-1-3
zalig zalig: zaalig (Bocholt) Zalig, gelukzalig [zaalig, zaolig, zeelig]. [N 96D (1989)] III-3-3
zaliger gedachtenis ... zaliger gedachtenis: zaliger gedachtenis (Bocholt) Zaliger gedachtenis (vader/moeder/..). [N 96D (1989)] III-3-3