e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Bocholt

Overzicht

Gevonden: 5095
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
bromtol zingdop: zi:ngdop (Bocholt), zingdop (Bocholt), {z. toel.}: alleen in blik  / (Bocholt) Draaitol. || Hoe noemt (noemde) men de tol, die bij het ronddraaien een brommend geluid maakt, als deze van blik en bontgekleurd is? [Lk 03 (1953)] || Hoe noemt (noemde) men de tol, die bij het ronddraaien een brommend geluid maakt, als deze van hout en door een timmerman was gemaakt? [Lk 03 (1953)] III-3-2
bronstig breustig: brøu̯.stex (Bocholt), brø̜̄u̯stex (Bocholt) Geslachtsdrift vertonend, gezegd van het vrouwelijk varken. [N 19, 12; N C, 4d; A 43, 20a; JG 1a, 1b, 1c, 2c; S 52, add.; N 76, add.; monogr.] I-12
bronstig, van merries paardig: pɛ̄rex (Bocholt), steeg (stadig): stīǝx (Bocholt) Geslachtsdrift vertonend, gezegd van merries. Een hengstige merrie reageert op de aanwezigheid van de hengst met het optillen van de staart. Ze neemt herhaaldelijk een urirende houding aan, waarbij kleine hoeveelheden urine worden geloosd, terwijl de clitorisch ritmisch naar buiten wordt geperst. Bij de afwezigheid van de hengst zijn deze symptomen minder duidelijk of soms geheel afwezig. [JG 1a, 1b, 1c, 2c; N 8, 42a en 44; N 8A, 2; monogr.] I-9
brood brood: brood (Bocholt), brôêt (Bocholt), torenkruiersbrood: als stokbrood of als sandwich  Turekri-jersbruud (Bocholt) (brood) hij doopt zijn brood in zijn koffie [ZND 23 (1937)] || brood [RND] || in Bocholt een veelgranenbrood, waarvan de granen geweekt zijn in diverse soorten Seizoensbieren III-2-3
brood met gaten in de kruim slecht bewerkt brood: slɛxt bǝwørkt brūt (Bocholt) Wanneer de grondstoffen niet gelijkmatig over het deeg verdeeld zijn, kan dit zich wreken in de structuur van de kruim van het gebakken brood. Als de gist niet goed fijngemaakt is, kunnen er grote gaten in de kruim ontstaan (Schoep blz. 125). De oorspronkelijke vraagstelling in N 29, 69a luidde: "Hoe noemt u brood met gaten in de kruin?" Het feit dat dit ''kruin kruim'' (= "binnenste van het brood") moest zijn heeft de beantwoording niet noemenswaardig be√Ønvloed. Men had immers ''kruin'' de betekenis "korst" kunnen geven (zie wbd ii afl. 1 blz. 126 in de vertaling) maar uit de antwoorden blijkt dat geenszins. In het lemma komen verschillende grammaticale categorieën voor.' [N 29, 69a; N 29, 69b] II-1
brood netten pappen: papǝ (Bocholt) Het bevochtigen van de bovenzijde van deegbrood. De bedoeling van deze bewerking is om bij het bakken een mooie bruine korst te krijgen. [N 29, 40a; N 29, 30b; N 29, 39b; N 29, 40d; monogr.] II-1
brood uit de oven halen uitschieten: ūtšētǝ (Bocholt) Het brood uit de oven halen wanneer het gereed is. Een bij het woord opgegeven object "brood" is niet opgenomen. [N 29, 50; N 29, 49; OB 2, 2e; monogr.] II-1
brood uit het blik of van de plaat halen uit de plaat halen: ūt dǝ plāt hālǝ (Bocholt) Een eventueel opgegeven object brood, weg e.a. wordt niet gedocumenteerd. [N 29, 52] II-1
broodje broodje: Fi-jn briêdsjes bakke: vleien, mouwvegen  briêdsje (Bocholt), pistolet: Fr. pistolet  pistelee (Bocholt), kleine broodjes, langwerpig van vorm, hebben een zeer dunne blinkende korst Zijn groeter dan sandwiches (gemaakt van graandeeg)  pistolets (Bocholt), kleine langwerpige broodje zeer dunne, blinkende korst groter als sandwiches  pistəle.s (Bocholt, ... ), Syst. Frings  pestōlē (Bocholt), sandwich: kleinere vorm van pistolets  sandwiches (Bocholt), Syst. Frings Betere kwaliteit en duurder als pistolee.  sa(ə)ntweš (Bocholt), sandwich-je: kleinere vorm van pistolets  santvišjəs (Bocholt), weg: wègk (Bocholt) broodje || een broodje (al of niet) belegd || verschillende soorten broodjes [N 29 (1967)] || weg: een aan beide zijden spits toelopend pijlvormig broodje || Welke dialectbenamingen kent U voor kleine wittebroodjes? (pistolee, kadetjes, kerneeke, frans broodje, spaans broodje, krombroodje, koekestel, bestel, krol, knubbeltje [N 16 (1962)] III-2-3
broodkar broodskar: brūtskar (Bocholt) Kar waarmee de bakker of bakkersknecht het brood bezorgt. Vroeger gebeurde dat rondbrengen met de hondekar, aldus de informanten van L 292 en L 377. [N 29, 99b; monogr.] II-1