34627 |
de hoogkar doen achteroverslaan |
opstoten:
opstuǝtǝ (L317p Bocholt)
|
De hoogkar doen achteroverslaan, zodat de berries omhoog steken. Het paard dient daartoe te worden uitgespannen, aangezien de bak van de hoogkar niet kantelbaar is. [N 17, 89]
I-13
|
23733 |
de huiszegen bidden |
huiszegen beden:
hoeszeigen beije (L317p Bocholt)
|
De Huiszegen bidden. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
23594 |
de kaarsen aansteken |
aansteken:
karse aansteike (L317p Bocholt)
|
De kaarsen aansteken [aanstèèke, aanstaoke?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
23599 |
de kaarsen doven |
doven:
karse douve (L317p Bocholt)
|
De kaarsen doven, uitmaken, uitdoen. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
22389 |
de kaarten couperen |
heffen:
höffe (L317p Bocholt)
|
Couperen van speelkaarten.
III-3-2
|
22390 |
de kaarten ronddelen |
tuisen:
toese (L317p Bocholt)
|
[II.] Kaarten uitdelen.
III-3-2
|
22387 |
de kaarten schudden |
dooreenschudden:
de kaarten good doereinschudden (L317p Bocholt),
schieten:
de kaarten sjeten (L317p Bocholt),
schudden:
de kaarten goot sjùdden (L317p Bocholt),
sj als in cheval
de kaarten goot sjèùdden (L317p Bocholt),
verschieten:
versjeten (L317p Bocholt)
|
Hoe heet het dooreenmengen van speelkaarten? Vertaal: De kaarten goed ... [ZND 36 (1941)]
III-3-2
|
22388 |
de kaarten steken |
steken:
staeke (L317p Bocholt)
|
de kaarten op een bepaalde manier schudden om vals te kunnen spelen [steken] [N 112 (2006)]
III-3-2
|
34632 |
de kar wipt |
kwikkelen:
kwekǝlǝ (L317p Bocholt)
|
Als de kar op een verkeerde manier geladen is (zie de lemmata te licht in de rug en te zwaar in de rug), heeft ze de neiging om te wippen. [N 17, 96 + 99]
I-13
|
23697 |
de kerkgang maken |
de kerkgang doen:
kerrikgank doon (L317p Bocholt)
|
De kerkgang doen/maken. [N 96B (1989)]
III-3-3
|