e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q211p plaats=Bocholtz

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
kraaien, gezegd van de haan kraaien: krinǝ (Bocholtz), krīnǝ (Bocholtz) [N 19, 49; Vld.; monogr.] I-12
kraakbeen knoers/knors: knoech (Bocholtz), knoesj (Bocholtz) kraakbeen [noerz, knorzel, knoezelbeen] [N 10a (1961)] III-1-1
kraaltjes kralen: kralə (Bocholtz) kraaltjes [RND] III-3-2
krabben dabben: dabbe (Bocholtz), jeuken: juuche (Bocholtz), kratsen: kratse (Bocholtz, ... ), schrobben: sjroebe (Bocholtz), schuren: schoere (Bocholtz) krabben: schuren, krabben tegen jeuk [schobbe] [N 10 (1961)] || krabben: zijn hoofd krabben tegen jeuk [kraowe] [N 10 (1961)] III-1-2
krakeling brezel (du.): Syst. Veldeke  britsel (Bocholtz) Krakeling (britsel, ring?) [N 16 (1962)] III-2-3
krakende schoen krakenschoen: kraage sjong (Bocholtz) schoenen die een krakend geluid maken als men er op loopt [kraokschoen] [N 24 (1964)] III-1-3
kralen van de rozenkrans parels: pèrréle (Bocholtz) De kralen van de rozenkrans [de kralle, krelkes, kraole, kräölkes?]. [N 96B (1989)] III-3-3
kram oog: (mv)  ōgǝ (Bocholtz) Oog, haak of kram waarin het slaghout gestoken werd om het vast te zetten. [N 17, 21; N G, 56g] I-13
krentenbol krentenbroodje: Syst. Veldeke  krintebruudje (Bocholtz), krintebrödje (Bocholtz) Krentenbroodje, krentenbol (krintenbol, briosj, krennee, krennie?) [N 16 (1962)] III-2-3
krentenbrood krentenweg: Syst. Veldeke  krintewek (Bocholtz) Krentenbrood (krintemik, kramiek, beezenbrood, rezienemik, lippert, pruukesweg?) [N 16 (1962)] III-2-3