e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Boekend

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
schaapherder schapenhoeder: sxǫu̯pǝnhø̄i̯ǝr (Boekend) [A 48, 18a; L 1, a-m; L 26, 32a; S 13; Wi 2; monogr.] I-6
schaarde braam: braom (Boekend) Kerf of breuk in het scherp van een mes (schaard, schaar, schaal) [N 79 (1979)] III-2-1
schaatsen schaatsen: schaatse (Boekend), schaatsen (Boekend) Schaatsenrijden [sjatsen, sjtriksjoon loupe]. [N 06 (1960)] III-3-2
schaatsenrijder waterspin: waterspin (Boekend) schaatsertje: Hoe noemt u het insect dat met schokkende bewegingen over het water lijkt te schaatsen? Het lijf van het insect staat op lange poten op het water. [N100 (1997)] III-4-2
schaften schoften: schofte (Boekend) Rusten: rust houden na arbeid of vermoeienis (schoven, schoften). [N 84 (1981)] III-3-1
schapenvet ongel: Syst. WBD  ôngel (Boekend) Schapevet (ongel?) [N 16 (1962)] III-2-3
schaterlachen bescheuren: bescheure (Boekend), scheuren: scheure (Boekend), scheuren van het lachen: scheure van ⁄t lache (Boekend) schaterlachen; inventarisatie gebruik [N 38 (1971)] || scheuren, in de betekenis van schaterlachen; betekenis/uitspraak [N 38 (1971)] III-1-4
schede schede: schede (Boekend), schei (Boekend) schede, lederen ~ waarin een mes wordt bewaard [N 20 (zj)] || Schede: het buisvormige deel van de vrouwelijke geslachtsorganen dat toegang verleent tot de baarmoederhals, vagina (slot, foeter, keet, schede). [N 84 (1981)] III-1-1, III-2-1
scheel zien scheel kijken: scheal kiêke (Boekend) Scheel zien: gebrek van de ogen waarbij de oogassen niet op eenzelfde punt gericht kunnen worden (scheel zien, blieken, een bloem op het oog hebben). [N 84 (1981)] III-1-1
schemeren van de ogen duizelen: ⁄t duuzelt mich vur de auge (Boekend) schemeren voor de ogen, sterretjes zien [mijn oogen schiemere] [N 10 (1961)] III-1-1