24921 |
duin |
bergje:
⁄n bergske (L269b Boekend)
|
duin, heuvel van zand [zandklip, zandbult, blink] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
24141 |
duivin, vrouwelijke duif |
duivin:
doēvin (L269b Boekend)
|
een vrouwelijke duif (duivinne, wijfje) [N 83 (1981)]
III-4-1
|
18006 |
duizelig |
dol:
dōl (L269b Boekend),
dòòl (L269b Boekend),
duizelig:
duuzelig (L269b Boekend, ...
L269b Boekend,
L269b Boekend),
dūūzelig (L269b Boekend)
|
dol worden, iemand die lang heeft of is rondgedraaid [N 07 (1961)] || duizelig [locht, deuzig, duizig, dol, zat] [N 10a (1961)] || duizelig worden, iemand die een harde slag op zijn hoofd heeft gekregen [N 07 (1961)] || Duizeling: draaierigheid, leeg gevoel in het hoofd (suizeling, duizeling, zwindel). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
24312 |
duizendpoot |
duizendpoot:
doezendpoêt (L269b Boekend),
WLD
eine doezendpōēt (L269b Boekend)
|
duizendpoot [duuzendbeender, -been] [N 26 (1964)]
III-4-2
|
20721 |
dun sneetje brood |
flintertje:
Syst. WBD
flinterke (L269b Boekend)
|
Welke woorden kent Uw dialect voor: een dun schijfje of sneetje brood of vlees? (vlitske, fliesterke, fluusterke?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
34239 |
dunne melk |
blauwe melk:
blau̯wǝ mɛlk (L269b Boekend)
|
Dunne melk met een laag vetgehalte. [N 3A, 74]
I-11
|
18685 |
dunne sjaal |
dunne das:
dunnen das (L269b Boekend)
|
sjaal, dunne ~ [N 23 (1964)]
III-1-3
|
17837 |
dutje |
dutje:
dutje (L269b Boekend),
hazenslaapje:
hareslêûpke (L269b Boekend)
|
Dut: lichte of korte slaap (dut, hazeslaap, buts, slaapje, mufs, toer). [N 84 (1981)] || Slaapje na het middagmaal; middagdutje (noenslaap, middagslaap, dutje, loertje, dutten). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
19657 |
dweilen |
schrobben:
schroebe (L269b Boekend)
|
Hoe noemt u het schoonmaken van stenen of houten vloeren, van stoepen enz. met behulp van water en een grove doek? [N105 (2000)]
III-2-1
|
20394 |
echtgenoot |
man:
miene man (L269b Boekend)
|
man met wie je getrouwd bent (echtgenoot) [N 102 (1998)]
III-2-2
|