e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Boekend

Overzicht

Gevonden: 1986
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
fluimen uitspuwen klieken: WNT: klieken (I), 3) Fluimen uitspuwen.  kleeke (Boekend) spuwen: fluimen uitspuwen [kwalstere, kwaajere, uitgooje] [N 10 (1961)] III-1-2
forsgebouwde koe stuk van een koe: støk van ǝn ku (Boekend) [N 3A, 141a] I-11
fret fret: fret (Boekend) fret: Hoe noemt u in uw dialect het marterachtige roofdier waarmee men jaagt op konijnen (het is de tamme albinovorm van de bunzing)? [N100 (1997)] III-4-2
fris weer ozelig: oozelig wear (Boekend) tamelijk koud, gezegd van het weer [koutig] [N 81 (1980)] III-4-4
fronsen fronselen: fronsele (Boekend) Fronsen: tot rimpels samentrekken, gezegd van wenkbrauwen en voorhoofd (fronsen, zich fronsen, fronselen, rimpelen). [N 84 (1981)] III-1-1
fruitworm appelenwormpje: WLD  appelewurmke (Boekend) worm die in een appel huist [pieremenneke] [N 26 (1964)] III-4-2
gaan gaan: gaon (Boekend) lopen, gaan; inventarisatie uitdrukkingen; betekenis/uitspraak [N 10 (1961)] III-1-2
gaan liggen (van de wind) gaan liggen: de wind geit ligge (Boekend) gaan liggen, gezegd van de wind [stillen] [N 81 (1980)] III-4-4
gaatje voor de schoenveter rijggat: riegaater (Boekend), riegater (Boekend) gaatjes in de schoen waardoor de veter wordt geregen [riegaater] [N 24 (1964)] III-1-3
galnoot galnoot: galnoot (Boekend) De nootvormige uitwas aan de bladeren van eikebomen ontstaan door de steek van galwespen (galnoot, galappel, smouterenbol, kraaiappel, inktappel, gastappel). [N 82 (1981)] III-4-3