17626 |
glazuur |
wit:
Misschien.
`t wit van de tan (Q011p Boorsem)
|
Glazuur: de glinsterende laag waarmee de tanden bedekt zijn (glazuur, email, wit). [N 106 (2001)]
III-1-1
|
22376 |
glijbaan |
roetsjbaan:
ròtsbaan (Q011p Boorsem)
|
[Feest - kermis]: Glijbaan, tobogan.
III-3-2
|
17853 |
glijden |
kaaien:
ka:jən (Q011p Boorsem),
kaiën (Q011p Boorsem),
roetsjen:
[Paragraaf: regelmatige werkwoorden].
ròtsje (Q011p Boorsem),
rutschen (du.):
[Paragraaf: regelmatige werkwoorden].
ròtsje (Q011p Boorsem),
schampen:
[Paragraaf: regelmatige werkwoorden].
sjampe (Q011p Boorsem, ...
Q011p Boorsem),
schravelen:
[Paragraaf: regelmatige werkwoorden].
sjroevele (Q011p Boorsem)
|
glijden || glijden (af-) || hoe noemt men: op het ijs glijden (zonder schaatsen) [ZND 14 (1926)]
III-1-2, III-3-2
|
23607 |
gloria |
gloria (lat.):
glóória (Q011p Boorsem)
|
De lofzang "Gloria in excelsis..."[jloria?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
23426 |
godslamp |
godslamp:
gaodslāmp (Q011p Boorsem)
|
De godslamp, de altijd brandende olielamp vóór het tabernakel van het hoofdaltaar of sacramentsaltaar [gods-, gôds-, gaods-, godeslamp]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
34324 |
goed groeiend varken |
zich goed masten:
(het varken) mas zex gōt (Q011p Boorsem)
|
[N 76, 17; JG 1a]
I-12
|
34172 |
goed liggen |
goed:
gǭt (Q011p Boorsem)
|
Het kalf ligt goed in de baarmoeder: de voorpoten zullen het eerst naar buiten komen. [N 3A, 51]
I-11
|
29029 |
goed passen |
goed passen:
gōt pasǝ (Q011p Boorsem)
|
Goed zitten of passen, gezegd van een kledingstuk. [N 62, 26a; MW]
II-7
|
34120 |
goede vleeskoe |
goed model:
gōt mǝdęl (Q011p Boorsem)
|
Breedgebouwde en goed in het vlees zittende koe. [N 3A, 141b]
I-11
|
19102 |
goedheid |
goedigheid:
ook materiaal znd 24, 20
goeiigheid (Q011p Boorsem)
|
goedheid [ZND 01 (1922)]
III-1-4
|