e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Borgloon

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
honing honing: how.neŋ (Borgloon), hō.neŋ (Borgloon), hōneŋ (Borgloon), hǭw.neŋ (Borgloon) Produkt door de bijen uit bloemvocht of nectar bereid en afgezet in de cellen van de raten. Honing is een zoete stof die door mensen als voedingsmiddel wordt gebruikt. [N 63, 43b; N 63, 111; L 1a-m; L 35, 105; S 14; S 38, JG 1a+1b; JG 2b-5; Ge 37, 128; A 9, 8; monogr.] II-6
honingpers pers: pãs (Borgloon) Apparaat waarmee de gevulde honingraten geperst worden om zo de honing te oogsten. De honingpers was al in gebruik bij de korfteelt. Men kent verschillende vormen vervaardigd van onder meer eike- of beukehout. Een honingpers is voorzien van een kuip waarin de geperste honing opgevangen wordt. Verder is er een hendel en een schroef waarmee men het persblok vastdraait op de zak met ruwe honing. [N 63, 122a; JG 1a+1b; JG 2b-5; N 63, 122c; monogr.] II-6
hoofd hoofd: høyt (Borgloon), in houfleter.  hōū.f (Borgloon) hoofd [ZND m] III-1-1
hoofdbord hoofdstuk: hø̜i̯tstøk (Borgloon) Vaste, schuin boven het wiel geplaatste voorwand van de kruiwagen. [N 18, 98b + 99 + add; N G, 53c; JG 1a; JG 1d; monogr] I-13
hoofddoek kopdoekje: koͅpdy(3)kskə (Borgloon), maalneusdoek: mǫǝlnø̜i̯zduk (Borgloon), neusdoek: nøi̯zduk (Borgloon  [(over de schouder)]  ), tuitsjaal: [sic]  toutsjal (Borgloon) Hoofdbedekking ter bescherming tegen de felle zon in de oogsttijd. De laatste opgaven van het lemma, met het type hoed, zijn allicht geen hoofddoeken, maar hoofdbedekkingen. [JG 1a, 1b, 1c, 1d, 2c] || hoofddoek dichtgeknoopt onder de kin [plak, pleksek, kopdeuksek, zielewermer] [N 23 (1964)] I-4, III-1-3
hoofdkaas hoofdkaas: høͅytkiəs (Borgloon) hoofdkaas [Goossens 1b (1960)] III-2-3
hoofdkap van vrouwelijke religieuzen kap: kap (Borgloon), kapje: keͅpkə (Borgloon) hoofdkap van vrouwelijke religieuzen [N 25 (1964)] III-3-3
hoofdkussen hoofdkussen: høͅi̯tkø&#x0304sə (Borgloon), hoofdpeluw: hø&#x0304pəleŋ (Borgloon) hoofdkussen [ZND 01 (1922)], [ZND 27 (1938)] III-2-1
hoofdluis hoofdluis: idiosyncr.  heudloəs (Borgloon), luis: loeës (Borgloon), lōəs (Borgloon, ... ), lô.s (Borgloon), lø͂ͅi̯əs (Borgloon), idiosyncr.  lais (Borgloon), loəs (Borgloon), ook in ZND BrA2, 394  lô.s, mv. lAYs (Borgloon) hoofdluis [N 26 (1964)] || luis [Willems (1885)], [ZND m] || luis (znw enk) [N 26 (1964)] || luis (znw mv) [N 26 (1964)] III-4-2
hoofdpijn hoofdpijn: høͅYtpain (Borgloon), pijn in zijn kop: pijn in mène kop (Borgloon) hoofdpijn [ZND m] || ik heb hoofdpijn [ZND 34 (1940)] III-1-2