21441 |
onbetrouwbare koopman |
smous:
ps. omgespeld volgens Frings.
smūs (Q156p Borgloon),
tuiser:
ps. omgespeld volgens Frings.
tūsər (Q156p Borgloon, ...
Q156p Borgloon)
|
Inventarisatie uitdrukkingen voor: scheldwoorden of misprijzende woorden kent uw dialect voor een weinig koopkrachtig en onbetrouwbaar koopman [kremmer, toesser, ruilebuiter, voorsnijer?] [N 21 (1963)]
III-3-1
|
25149 |
onbewolkt |
klaar:
kleeər (Q156p Borgloon),
kliejer (Q156p Borgloon)
|
klaar, helder [ZND 19A (1936)]
III-4-4
|
18401 |
ondergoed |
ondergoed:
oͅndergoͅut (Q156p Borgloon),
oͅndərgut (Q156p Borgloon)
|
ondergoed, onderkleren [t onderdinge] [N 25 (1964)]
III-1-3
|
33947 |
onderhaam |
onderhaam:
ǫndǝrhǭǝm (Q156p Borgloon)
|
Twee met elkaar verbonden kussens die het paard onder het haam draagt, als dat te groot is. [N 13, 11; monogr.]
I-10
|
21579 |
onderhandelen |
in onderhandeling zijn:
ps. omgespeld volgens Frings.
en ondərhandəleŋ zeͅn (Q156p Borgloon),
onderhandelen:
ps. omgespeld volgens Frings.
oͅndərhāndələ (Q156p Borgloon)
|
Inventarisatie uitdrukkingen voor: in onderhandeling zijn over een bepaalde koop [in beding zijn met iemand?] [N 21 (1963)]
III-3-1
|
18257 |
onderhemd |
hemd:
hi.mə (Q156p Borgloon),
himə (Q156p Borgloon, ...
Q156p Borgloon)
|
hemd (enkelvoud - meervoud) [ZND m] || onderhemd, onderkledingstuk dat op het blote lijf gedragen wordt [im, emmek, hem, himp, kemsel, liejms, sjmies, vlok] [N 25 (1964)]
III-1-3
|
18313 |
onderjurk |
combinaison (fr.):
combinaison (Q156p Borgloon),
onderrok:
ondərrok (Q156p Borgloon)
|
onderjurk, onderkleed met lijfje en schouderbanden [N 24 (1964)]
III-1-3
|
19395 |
onderkussen, peluw |
hoofdpeluw:
hø̄pəleŋ (Q156p Borgloon),
hø͂ͅpliŋ (Q156p Borgloon)
|
het langwerpig kussen dat op de matras en onder het eigenlijke hoofdkussen ligt (Fr. traversin) [ZND 27 (1938)] || onderkussen, peluw [ZND 02 (1923)]
III-2-1
|
18315 |
onderrok |
juponnetje (<fr.):
ə ~zypōkə (Q156p Borgloon),
onderrok:
onderrok (Q156p Borgloon)
|
onderrok (niet onderjurk) [sjort, onderschort, sjörket, zjuupke] [N 24 (1964)]
III-1-3
|
33941 |
onderstangen |
staarten:
stɛt (Q156p Borgloon)
|
De twee naar onder stekende ijzeren delen van een bit dat gebruikt wordt om meer druk op de bek van het paard te kunnen uitoefenen. [N 13, 48]
I-10
|