17974 |
zich niet lekker voelen |
aardig zijn:
oadech zè.n (Q156p Borgloon, ...
Q156p Borgloon)
|
Zich niet lekker voelen (niet lekker, niet goed, gammel, krank). [N 107 (2001)] || Zich niet lekker voelen (spijten, kruchen, in de lappenmand zijn). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
33844 |
zich over de rug wentelen |
(zich) wendelen:
wę.ŋǝlǝ (Q156p Borgloon),
(zich) wentelen:
we.njtjǝlǝ (Q156p Borgloon)
|
Geregeld gaan de paarden op hun rug liggen en slaan met de poten in de lucht. Zij doen dit vooral bij jeuk of buikpijn. [JG 1a, 1b; N 8, 69]
I-9
|
34339 |
zich schuren |
schuren:
sxūrǝ (Q156p Borgloon)
|
Zich schuren tegen een paal of boom vanwege de jeuk, gezegd van het varken. [N M, 7]
I-12
|
33038 |
zicht |
zicht:
zī.x (Q156p Borgloon)
|
Korte zeis die met één hand gehanteerd wordt en gebruikt wordt voor het maaien van rogge, tarwe, haver, gerst, enzovoorts. Zie de algemene toelichting bij paragraaf 4.2 over het maaien en afbeelding 5. Op de semasiologische kaart 30 zijn de gebieden met pik in de betekenis "zicht" van kaart 29 en met pik in de betekenis "mathaak" van kaart 33 bijeengezet. [N 18, 70; JG 1a, 1b, 2c; Goossens 1963, krt. 28; A 14, 7; A 23, 16.2; L 45, 7; Gwn 7, 4; div.; monogr.; add. uit N 11, 88; N 14, 131; N 15, 16a; N 18, 71; A 4, 28; A 14, 10; L 20, 28; L 42, 46; L 48, 34; Lu 1, 16.2 ; Lu 2, 34.2; Wi 51]
I-4
|
17975 |
ziek |
ziek:
zig (Q156p Borgloon),
zik (Q156p Borgloon),
zɛk (Q156p Borgloon, ...
Q156p Borgloon)
|
ziek [ZND 39 (1942)], [ZND 46 (1946)], [ZND m] || ziek: Daar loopt nu die man, die zn dochter (of: wiens dochter) ziek is geweest [ZND 44 (1946)]
III-1-2
|
17980 |
ziekte |
ziekte:
daaie zikte is ownhowlig (Q156p Borgloon),
dai zikdə iz onhō.ləch (Q156p Borgloon),
dai zikdə iz onstī.kələk (Q156p Borgloon)
|
die ziekte is besmettelijk [ZND 32 (1939)]
III-1-2
|
17783 |
zien, kijken |
kijken:
kijke (Q156p Borgloon),
kīkə (Q156p Borgloon),
zien:
zin (Q156p Borgloon),
zɛn (Q156p Borgloon)
|
Jan heeft een dikke stok op de weg zien liggen. [ZND 46 (1946)] || kijken [ZND 25 (1937)] || zien [RND]
III-1-1
|
17644 |
zijde |
zij:
zai (Q156p Borgloon),
zij(de):
zaj (Q156p Borgloon)
|
Natuurprodukt dat wordt verkregen bij het afwikkelen van de cocons waarmee het zijderupsje zich omhult totdat het zich ontpopt tot vlinder (Morand, pag. 58). Het is de grondstof voor weefsels. [N 62, 79a; N 62, 75c; N 59, 201; L 8, 117; MW; monogr.] || zijde [ZND m]
II-7, III-1-1
|
20937 |
zijde spek |
zij:
zɛi (Q156p Borgloon)
|
zijde spek [Goossens 1b (1960)]
III-2-3
|
18680 |
zijden omslagdoek |
foulard (fr.):
foulard (Q156p Borgloon),
neusdoek:
nøͅy(3)zduk (Q156p Borgloon)
|
omslagdoek, zijden ~ [N 23 (1964)]
III-1-3
|