e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Borgloon

Overzicht

Gevonden: 3627
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
zich niet lekker voelen aardig zijn: oadech zè.n (Borgloon, ... ) Zich niet lekker voelen (niet lekker, niet goed, gammel, krank). [N 107 (2001)] || Zich niet lekker voelen (spijten, kruchen, in de lappenmand zijn). [N 84 (1981)] III-1-2
zich over de rug wentelen (zich) wendelen: wę.ŋǝlǝ (Borgloon), (zich) wentelen: we.njtjǝlǝ (Borgloon) Geregeld gaan de paarden op hun rug liggen en slaan met de poten in de lucht. Zij doen dit vooral bij jeuk of buikpijn. [JG 1a, 1b; N 8, 69] I-9
zich schuren schuren: sxūrǝ (Borgloon) Zich schuren tegen een paal of boom vanwege de jeuk, gezegd van het varken. [N M, 7] I-12
zicht zicht: zī.x (Borgloon) Korte zeis die met één hand gehanteerd wordt en gebruikt wordt voor het maaien van rogge, tarwe, haver, gerst, enzovoorts. Zie de algemene toelichting bij paragraaf 4.2 over het maaien en afbeelding 5. Op de semasiologische kaart 30 zijn de gebieden met pik in de betekenis "zicht" van kaart 29 en met pik in de betekenis "mathaak" van kaart 33 bijeengezet. [N 18, 70; JG 1a, 1b, 2c; Goossens 1963, krt. 28; A 14, 7; A 23, 16.2; L 45, 7; Gwn 7, 4; div.; monogr.; add. uit N 11, 88; N 14, 131; N 15, 16a; N 18, 71; A 4, 28; A 14, 10; L 20, 28; L 42, 46; L 48, 34; Lu 1, 16.2 ; Lu 2, 34.2; Wi 51] I-4
ziek ziek: zig (Borgloon), zik (Borgloon), zɛk (Borgloon, ... ) ziek [ZND 39 (1942)], [ZND 46 (1946)], [ZND m] || ziek: Daar loopt nu die man, die zn dochter (of: wiens dochter) ziek is geweest [ZND 44 (1946)] III-1-2
ziekte ziekte: daaie zikte is ownhowlig (Borgloon), dai zikdə iz onhō.ləch (Borgloon), dai zikdə iz onstī.kələk (Borgloon) die ziekte is besmettelijk [ZND 32 (1939)] III-1-2
zien, kijken kijken: kijke (Borgloon), kīkə (Borgloon), zien: zin (Borgloon), zɛn (Borgloon) Jan heeft een dikke stok op de weg zien liggen. [ZND 46 (1946)] || kijken [ZND 25 (1937)] || zien [RND] III-1-1
zijde zij: zai (Borgloon), zij(de): zaj (Borgloon) Natuurprodukt dat wordt verkregen bij het afwikkelen van de cocons waarmee het zijderupsje zich omhult totdat het zich ontpopt tot vlinder (Morand, pag. 58). Het is de grondstof voor weefsels. [N 62, 79a; N 62, 75c; N 59, 201; L 8, 117; MW; monogr.] || zijde [ZND m] II-7, III-1-1
zijde spek zij: zɛi (Borgloon) zijde spek [Goossens 1b (1960)] III-2-3
zijden omslagdoek foulard (fr.): foulard (Borgloon), neusdoek: nøͅy(3)zduk (Borgloon) omslagdoek, zijden ~ [N 23 (1964)] III-1-3