e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Borgloon

Overzicht

Gevonden: 3627
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
zitten zitten: zɛtte (Borgloon) zitten [ZND 46 (1946)] III-1-2
zitvlak van een broek kont: kont (Borgloon), koͅnt vḁn də bruk (Borgloon), polder: polder (Borgloon) zitvlak, kruis, bodem van de broek [boksebaom, zolder, zuur schrej, kont, wan] [N 23 (1964)] III-1-3
zo arm als ... zo arm als job: hi is zu ɛrəm az dzob (Borgloon), is zū erm as djop (Borgloon) Hij is zo arm als... (uitdrukkingen). [ZND 32 (1939)] III-3-1
zo eenvoudig als ... zo simpel als het groot is: soe simpel at growt is (Borgloon), zo simpel als twee en twee vier is: soe simpel as twiej en twiej viejr ìs (Borgloon) Zo eenvoudig als - (zeg in het dialect en vul aan; geef de verschillende uitdrukkingen die hiervoor bestaan) [ZND 23 (1937)] III-1-4
zoden afsteken afsteken: ǭfstēi̯kǝ (Borgloon), steken: stēǝkǝ (Borgloon) Een object russen, vlaggen, zoden enzovoorts is niet gedocumenteerd. [N 14, 78; N 27, 39g; N 18, add.; JG 1b] I-8
zolder zolder: zøldər (Borgloon) zolder [ZND 27 (1938)] III-2-1
zolder boven de dorsvloer bolder: bi̯ǫldǝr (Borgloon) De zolderruimte boven de dorsvloer, bestemd voor het bergen van graan als er in de tasruimte naast de dorsvloer geen plaats meer was, ook voor stro en hooi (echter niet algemeen). Zie voor het type overschelf(t) Goossens 1959, m.n. 56, 57 en 59. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel (den) het lemma "dorsvloer" (3.2.1) en voor (schelf(t)) het lemma "koestalzolder" (3.4.1). Zie ook afbeelding 14.b bij het lemma "dorsvloer" (3.2.1). [N 5A, 68a; N 5, 84; JG 1a, 1b, 2a en 2c; A 16, 5b; L 47, 8b; L 48, 11; Lu 2, 11; S 50; monogr.; add. uit: N 4A, 12g en 13d; A 7, 32] I-6
zoldergat, opening in de koestalzolder deurtje: dørkǝ (Borgloon), hooideurtje: hǭi̯dørkǝ (Borgloon), hooikot: [hooi]kut (Borgloon), kot: kūt (Borgloon) In de koestalzolder is meestal een opening waardoor het hooi naar beneden geworpen wordt om het aan de dieren te voeren. Waar de koestalzolder in open verbinding staat met de schuur is er meestal geen opening in de zoldering. Een aantal opgaven betreffen een luik of een scharnierende deur waarmee de opening afgesloten kan worden. De benamingen kunnen ook gebezigd worden voor een opening in de gevel of in het dak waardoor het hooi op de zolder wordt gebracht. Zie ook het lemma "hooivenster" (3.4.5). Zie voor de fonetische documentatie van het woord(deel) (hooi) het lemma "hooi" in aflevering I.3. Zie ook afbeelding 16.c bij het lemma "hooizolder, koestalzolder, schuur" (3.4.1). [N 5A, 56b; N 5, 97 en 97a; L 42, 24 passim; monogr.; add. uit N 5A, 57c] I-6
zolderkamer kamertje: kēͅmərkə (Borgloon), zolderkamer: zoͅldərkōͅmər (Borgloon) zolderkamer [N 05A (1964)] III-2-1
zomerkapmanteltje pelerine (<fr.): peͅldəri.n (Borgloon), peͅlərin (Borgloon) kapmanteltje voor de zomer met een ovaalvormig voor- en achterpand [pelderien] [N 25 (1964)] III-1-3