22772 |
de helft vragen |
geef mich een helft:
gef mich eejn hélf (Q156p Borgloon),
ieder de helft:
ider de hellef (Q156p Borgloon)
|
Wat roepen de kinderen als ze de helft vragen van iets, bijvoorbeeld van iets dat ze tegelijkertijd hebben gevonden? [ZND 26 (1937)]
III-3-2
|
34627 |
de hoogkar doen achteroverslaan |
opslaan:
opslǭi̯n (Q156p Borgloon),
opstoten:
opstau̯tǝ (Q156p Borgloon)
|
De hoogkar doen achteroverslaan, zodat de berries omhoog steken. Het paard dient daartoe te worden uitgespannen, aangezien de bak van de hoogkar niet kantelbaar is. [N 17, 89]
I-13
|
25396 |
de huid doorsnijden |
opensnijden:
ǭǝpǝsnajǝ (Q156p Borgloon)
|
De eerste snede in de huid maken als begin van het villen. [N 28, 40; monogr.]
II-1
|
25401 |
de huid oprollen |
oprollen:
ǫprǫlǝ (Q156p Borgloon)
|
Na het afhuiden wordt de runderhuid opgerold of opgevouwen. Van tevoren vouwt men de huid van de poten en de kop naar binnen. Soms zout men de huid om bederf te voorkomen. [N 28, 55]
II-1
|
22387 |
de kaarten schudden |
ondersteken:
de koote goet onderstieke (Q156p Borgloon),
steken:
de koote gut stieke (Q156p Borgloon)
|
Hoe heet het dooreenmengen van speelkaarten? Vertaal: De kaarten goed ... [ZND 36 (1941)]
III-3-2
|
34632 |
de kar wipt |
opslagen:
(de kar) slyx˱ op (Q156p Borgloon)
|
Als de kar op een verkeerde manier geladen is (zie de lemmata te licht in de rug en te zwaar in de rug), heeft ze de neiging om te wippen. [N 17, 96 + 99]
I-13
|
32288 |
de kim kappen |
afkappen:
afkappen (Q156p Borgloon)
|
Met behulp van een dissel een kim kappen. [N E, 33; N E, 32b]
II-12
|
34230 |
de melk inhouden |
niet aflaten:
(de koe) lyt ne ãf (Q156p Borgloon)
|
Tijdens het melken plotseling geen melk meer geven, gezegd van de koe. [N 3A, 69; monogr.]
I-11
|
34231 |
de melk laten lopen |
(de melk) laten lopen:
(de koe) lyt lǫu̯pǝ (Q156p Borgloon)
|
De melk uit de spenen laten vloeien. [N 3A, 70]
I-11
|
33870 |
de merrie dekken |
dekken:
dękǝ (Q156p Borgloon)
|
Zie afbeelding 11. [JG 1a, 1b; N 8, 43a en 43b]
I-9
|