id | Begrip | Trefwoord: dialectopgave (plaats) | Omschrijving |
---|---|---|---|
20315 | getrouwde vrouw | getrouwd vrouwmens: gətraowt frómməs (Borgloon), getrouwde vrouw: gətraowdə vróów (Borgloon) | getrouwde vrouw; een - - moet kunnen naaien [RND] III-2-2 |
21321 | getuigen | getuige zijn: gətaygə ze.n (Borgloon), getuigen: gətøͅygə (Borgloon) | getuigen [ZND 01 (1922)], [ZND 24 (1937)] III-3-1 |
33388 | getuigrek | haak: hõ̜k (Borgloon), tap: tap (Borgloon), (mv) tɛp (Borgloon) | Het zwaardere paardetuig wordt meestal opgehangen aan de muur aan een rek, zware stokken, haken, knuppels, balkjes etc. Het kan ook op een plank gelegd worden. De benamingen geven vaak aan om welke mogelijkheid het gaat. Benamingen die naar een kast of kist verwijzen, zijn overgeplaatst naar het lemma "getuigkast" (2.3.7). Zie ook dat lemma. [N 5A, 59e; add. uit N 13, 81] I-6 |
19092 | gevaarlijk | gevaarlijk: chəvaorlək (Borgloon) | Met vuur spelen is gevaarlijk. [ZND 37 (1941)] III-1-4 |
19093 | gevaarlijke kerel | dangereux (fr.): danzərøͅys (Borgloon) | Dat is een gevaarlijke kerel. [ZND 37 (1941)] III-1-4 |
21322 | gevangenis | prison (<fr.): pərzouŋ (Borgloon), Van Dale: prison (<Fr.), (gew.) gevangenis. prəzoͅun (Borgloon) | gevangenis [ZND 01 (1922)], [ZND 24 (1937)] III-3-1 |
19743 | gevel | gevel: gē.vəl (Borgloon) | een schoone gevel [ZND 35 (1941)] III-2-1 |
17808 | geven | geven: geejve (Borgloon), gī.və (Borgloon) | geven [ZND 25 (1937)] III-1-2 |
17790 | gevoelig (zijn) | gevoelig: chəuyiləch (Borgloon) | mijn hand is nog gevoelig (b.v. op de plaats waar ik mij vroeger verbrand heb) [ZND 24 (1937)] III-1-1 |
17740 | gevoelloos (zijn) | doof: dōū.f (Borgloon) | in die vinger heb ik geen gevoel; hij is helemaal ... [ZND 24 (1937)] III-1-1 |