id | Begrip | Trefwoord: dialectopgave (plaats) | Omschrijving |
---|---|---|---|
18218 | ophanger | lits: lits (Borlo) | Lintje. Hoe heet het lintje of snoer om een jas op te hangen? [ZND 37 (1941)] III-1-3 |
25150 | opklaren | optrekken: optrekken oͅptreͅkə (Borlo) | opklaren, helder worden [op-, doorweere, optrekken, afzomen, zich klaren, opklaren] [N 22 (1963)] III-4-4 |
21275 | opmaken | opdoen: gɛlt ubduun (Borlo), obdun (Borlo), zən sɛntən ubduun (Borlo) | geld opdoen (opmaken) [RND] III-3-1 |
33145 | opnieuw wannen | herduivelen: hęrdyvǝlǝ (Borlo), triēren: triē̜ǝrǝ (Borlo) | Als men uit het gezuiverde graan het beste zaad wil halen dat zal dienen als zaaigraan, moet men opnieuw wannen. Men draait de wanmolen dan vlug rond zodat al het fijnere graan wegvliegt. Soms gebeurt dit niet met de wanmolen, maar door het graan te zeven; zie het lemma ''zeven met de handzeef'' (6.3.11). De omschrijvende opgaven met behulp van het heteroniem van het lemma wannen, zoals nog eens doordraaien, of voor de tweede keer doorjagen, zijn hier niet opgenomen. [JG 1a, 1b -gedeeltelijk-] I-4 |
32928 | opper | dikke mijt: dekǝ mē̜t (Borlo) | De grootste soort hooihoop in het veld. [N 14, 112 en 111 add.; JG 1a, 1b, 2c; A 10, 20; A 16, 3b; A 42, 20b; L 38, 38b; monogr.] I-3 |
18030 | oprispen | rupselen: röpsele (Borlo) | Hoe noemt men in uw dialekt oprispen, opbreken van eten of drinken? [DC 47 (1972)] III-1-2 |
33078 | opsteken van de schoven | steken: stēkǝ (Borlo) | Het op de oogstkar laden van de gedroogde schoven. Dit gebeurt door twee personen, de één, de opsteker (zie het lemma ''opsteker'', 5.1.4) steekt de schoven met een oogstgaffel van het hok naar de kar omhoog, waar de ander, de tasser (zie het lemma ''tasser op de wagen'', 5.1.5) de schoven aanneemt en in lagen (zie het lemma ''laag schoven op de wagen'', 5.1.7) op de oogstkar tast. Vergelijk ook het lemma ''hooi opladen'' (5.1.5) in aflevering I.3.' [JG 1a, 1b, 2c; monogr.] I-4 |
17900 | optillen | heffen: hifə (Borlo), hɛfə (Borlo), oplichten: oplichten (Borlo), opliXtə (Borlo) | dat kan ik opheffen [ZND 26 (1937)] || optillen [RND] III-1-2 |
34000 | optuigen | hamen: hǭmǝ (Borlo) | Een trekpaard van het nodige trektuig voorzien. Men zet het hoofdstel op het hoofd van het paard, plaatst het haam om zijn nek, legt het schoftzadel op zijn rug en doet het achterhaam aan. Tenslotte gespt men de verschillende delen aan elkaar. [JG 1b; N 8, 97a; monogr.] I-10 |
19037 | opzettelijk | expres: ook materiaal znd 1a-m espres (Borlo) | opzettelijk [ZND 23 (1937)] III-1-4 |