e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Boukoul

Overzicht

Gevonden: 1309
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
druppel druppel: ⁄nen dröppel (Boukoul) druppel water [dröp, dröppel] [N 07 (1961)] III-4-4
dubbel gezwad dubbel gezwad: dø̜bǝl [gezwad] (Boukoul) De dubbele reep gras die ontstaat als men eenmaal heen maait, omdraait, en vlak daarnaast weer eenmaal terug over het veld maait, zodat er twee regels gemaaid gras tegen elkaar aan komen liggen. Zie voor de fonetische documentatie van de woorden tussen vierkante haken het lemma ''gezwad, regel gemaaid gras''. [N 14, 94] I-3
dubbele lijn dubbele lijn: dø̜bǝl līn (Boukoul) Lijn die aan weerszijden aan het bit bevestigd is en tot aan de hand van de voerman dubbel is. Opgaven die niet specifiek naar een dubbele lijn verwezen (m.n. de woordtypes paardslijn, rijlijn, lijn, lijnt, lei, leis, leist, leidsel en guide), werden opgenomen onder het overkoepelende lemma Teugel. [N 13, 30 en 34] I-10
duim duim: dōēm (Boukoul) duim [N 10 (1961)] III-1-1
duizelig dol: dó.l (Boukoul), zoo wèèrse dó.l (Boukoul), duizelig: dūū.zelig (Boukoul), zoo wèèrse duu.zelig (Boukoul), verduizeld: (zoo wèèrse) verduu.zeld (Boukoul) dol worden, iemand die lang heeft of is rondgedraaid [N 07 (1961)] || duizelig [locht, deuzig, duizig, dol, zat] [N 10a (1961)] || duizelig worden, iemand die een harde slag op zijn hoofd heeft gekregen [N 07 (1961)] III-1-2
dun sneetje brood dun flitsje: Syst. WBD  dun flits(j)ke (Boukoul), dun schijfje: Syst. WBD  dun sjīēfke (Boukoul) Welke woorden kent Uw dialect voor: een dun schijfje of sneetje brood of vlees? (vlitske, fliesterke, fluusterke?) [N 16 (1962)] III-2-3
dwarsbalkjes, egscheien scheien: šęi̯ǝ (Boukoul) De dunnere verbindingsstukken tussen de hoofdbalkjes van deeg. Deze kunnen ook van tanden zijn voorzien, vooral als het de oude driehoekige eg betreft. Voor de plaatsen waar men voor deze scheien geen aparte term gebruikt, zie men het lemma ''de gezamenlijke balken van de eg''. [JG 1a + 1b; N 11, 69b; N 11A, 155b; monogr.] I-2
echtgenoot mens: miens (Boukoul) man met wie je getrouwd bent (echtgenoot) [N 102 (1998)] III-2-2
echtgenote vrouw: vrouw (Boukoul) vrouw met wie je getrouwd bent (echtgenote) [N 102 (1998)] III-2-2
eelt, eeltknobbel zwel: zjwēē.l (Boukoul) eelt, eeltknobbel [zweel, zweil, weer, jelt] [N 10a (1961)] III-1-2