17682 |
ader |
ader:
de orren van ziene virkop (L360p Bree),
də o.rə van ze.uə kop (L360p Bree),
də òrə van zə ví:ərheit (L360p Bree),
een or oepsniën (L360p Bree),
oar (L360p Bree),
ò:r (L360p Bree),
ən o.r upəsne.ə (L360p Bree),
ən òr ūəpəsnījə (L360p Bree)
|
ader [N 10a (1961)], [ZND m] || de aderen van zijn voorhoofd [ZND 19 (1936)] || een ader opensnijden [ZND 19 (1936)]
III-1-1
|
23767 |
advent |
advent (<lat.):
advent (L360p Bree)
|
De tijd van vier zondagen voor Kerstmis (Advent, kleine vasten). [N 96C (1989)]
III-3-3
|
19803 |
afdak |
afdak:
afdak (L360p Bree, ...
L360p Bree,
L360p Bree),
Good geti-jg moot ònder ein aafdèèkske hange: zei de man met de omvangrijke buik
aafdak (L360p Bree)
|
afdak [ZND 01 (1922)], [ZND 06 (1924)], [ZND 12 (1926)]
III-2-1
|
33470 |
afdakje boven de poort |
droogkap:
drīxkap (L360p Bree)
|
Het kleine afdakje dat op een muur is geconstrueerd boven de poort. [N 4A, 43b]
I-6
|
21448 |
afdingen |
afbieden:
aafbéje (L360p Bree),
afdingen:
āfdeŋə (L360p Bree),
afpingelen:
aafpingele (L360p Bree, ...
L360p Bree),
ps. omgespeld volgens Frings.
āfpeŋələ (L360p Bree)
|
afdingen [ZND A1 (1940sq)] || beknibbelen, Op de prijs ~, de prijs omlaag trachten te drukken [afpeekele, afprengelen, afpenkelen, pingelen?] [N 21 (1963)] || proberen minder te moeten betalen dan de gevraagde prijs [afdingen, afpingelen, afpekelen, penkeren, prengelen, pingelen] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
34247 |
afgeroomde melk |
aflaat:
āflǭt (L360p Bree),
girs:
gers (L360p Bree)
|
De vloeistof die overblijft als de melk ontroomd is. [A 7, 15 en 17; A 23, 4a; L 27, 29; JG 1a, 1b; L 1u, 103; Lu 1, 3 en 4a; monogr.]
I-11
|
18381 |
afgesneden laars |
afgesneden bot:
āfgəsni-jə boͅtə (L360p Bree)
|
laars, afgesneden ~ [vlaglaars] [N 24 (1964)]
III-1-3
|
34326 |
afgetrokken zeug |
afgetrokken zeug:
āfxǝtrǫkǝ [zeug] (L360p Bree),
afgezoken zeug:
āfxǝzūkǝ [zeug] (L360p Bree)
|
Een door het veelvuldig zogen vermagerde zeug. In vraag N 19, 22 werd gevraagd naar "een zeug die vermagerd is door ...", dus naar een zelfstandig begrip. In dit lemma is de nadruk gelegd op de eigenschap "vermagerd" en is het zelfstandig naamwoord zeug niet gedocumenteerd. Voor de documentatie van de verschillende woordtypen voor "zeug" en de bijbehorende dialectvarianten zie het lemma ''zeug'' (1.2.5). [N 19, 22; monogr.]
I-12
|
23965 |
afgunst |
afgunst:
aafgunst (L360p Bree)
|
Afgunst, jaloezie. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
23966 |
afgunstig |
afgunstig:
afgunstig (L360p Bree)
|
Afgunstig. [N 96D (1989)]
III-3-3
|